Door naar volgend hoofdstuk

7.1 Vaccinatieseries

Bij het plannen van een serie vaccinaties wordt altijd gebruikgemaakt van streefintervallen en minimumintervallen. Hierbij is het uitgangspunt dat 1 maand 30 dagen is. Het is belangrijk om zoveel mogelijk de streefintervallen aan te houden, omdat hiermee de beste immuniteit wordt opgebouwd. Streefintervallen kunnen verschillend zijn op verschillende leeftijden. Minimumleeftijden en minimumintervallen worden alleen gehanteerd als het de enige optie is, omdat die minder gunstig zijn voor de immuniteitsopbouw.

Vanaf 2025 geldt voor alle vaccinaties in een serie, dat bij een te vroeg gegeven vaccinatie een extra vaccinatie wordt gepland met het juiste streefinterval vanaf de te vroeg gegeven vaccinatie.

7.3 De indicatiestelling voor het juiste DKTP-Hib-HepB-schema

Voor de DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB-serie bestaan twee vaccinatieschema’s: het standaardschema bij 3-5-12 maanden na een geldige maternale DKT Difterie Kinkhoest en Tetanus (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-vaccinatie, en het aangepaste schema bij 2-3-5-12 maanden als er redenen zijn om van het standaardschema af te wijken. De primaire serie is bij deze schema’s verschillend. Vanaf de revaccinatie op de leeftijd van 12 maanden zijn de vaccinatieschema’s weer uniform. De schema’s voor rotavirusvaccinatie en pneumokokkenvaccinatie blijven in beide schema’s hetzelfde.

Tabel 7a

  Rota DKTP-Hib-HepB Pneu
Leeftijd   Standaardschema Aangepast schema  
Binnen 48u na geboorte     HepB-0
(voor kinderen van moeders die HBsAG-drager zijn)
 
6-9 weken Rota-1
(min. leeftijd 6 wkn, max. leeftijd 12 wkn***)
  DKTP-Hib-HepB-X*
(min. leeftijd 4 wkn**)
 
 
Interval 1 mnd
(min. 28 dgn)
 
Interval 1 mnd
(min. 2 wkn**)
 
3 maanden

Rota-2
(max. leeftijd 23 wkn 6 dgn)

DKTP-Hib-HepB-1
(min. leeftijd 10 wkn)
DKTP-Hib-HepB-1 Pneu-1
(min. leeftijd 4 wkn)
   
Interval 2 mnd
(min. 6 wkn)

Interval 2 mnd
(min. 2 wkn**)

Interval 2 mnd
(min. 6 wkn)
5 maanden   DKTP-Hib-HepB-2 DKTP-Hib-HepB-2 Pneu-2
   
Interval 7 mnd
(min. 6 mnd)

Interval 7 mnd
(min. 6 mnd)

Interval 7 mnd
(min. 6 mnd)
12 maanden   DKTP-Hib-HepB-3 DKTP-Hib-HepB-3 Pneu-3

*X = extra
** = vervroegd vaccineren en/of verkorte intervallen alleen op indicatie. Als er vervroegd gestart is of een verkort interval is gebruikt, dienen de volgende intervallen normaal (en niet meer verkort) te zijn.
*** = let op: Rota kent een max. toedieningsleeftijd. Rota-1 wordt bij voorkeur zo vroeg mogelijk binnen 6-9 wkn en in principe niet later dan op de leeftijd van 12 wkn toegediend, in uitzonderingssituatie op max. 19 wkn, 6 dgn zodat Rota-2 nog kan worden toegediend. Als Rota-1 in nog grotere uitzonderingssituatie op de leeftijd van 20 wkn t/m 23 wkn, 6 dgn wordt toegediend, vervalt Rota-2.

Zonder bekende schema-indicatie worden alle kinderen uitgenodigd voor een 2-3-5-12-maandenschema. De jeugdarts bepaalt het meest optimale schema voor het kind. Het is belangrijk dat de jeugdarts via DD JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg) aan het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) doorgeeft welk schema het kind volgt (mits er toestemming voor is); de juiste indicatie moet worden aangeklikt. Dat is belangrijk voor de ondersteuning die Praeventis biedt bij het vaccineren middels het registreren, valideren en plannen van de vaccinaties, maar ook voor de evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma.

Voorwaarden voor een standaard DKTP-Hib-HepB-schema

Het standaardschema kan gevolgd worden indien:

  • een geldige maternale DKT-vaccinatie is toegediend tijdens de zwangerschap (vanaf 13 + 0 weken). Zie hieronder voor de voorwaarden voor een geldige maternale DKT-vaccinatie;

of

  • een met laboratoriumonderzoek bevestigde kinkhoestinfectie is doorgemaakt tijdens de zwangerschap, vanaf een zwangerschapsduur van 13 + 0 weken. Overleg zo nodig met de GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst)-afdeling Infectieziektebestrijding.

Daarnaast gelden bovendien de volgende voorwaarden:

  • De moeder is geen HBsAg-drager (hepatitis B). Indien moeder wel HBsAg-drager is, moet de eerste vaccinatie (HepB-0) binnen 48 uur na de geboorte gegeven zijn. De leeftijd van 9 weken is de ‘deadline’ waarop de tweede vaccinatie (DKTP-Hib-HepB1) gegeven moet zijn (zie addendum Het vaccineren van baby’s van moeders die hepatitis B-drager zijn).
  • De baby is minimaal 2 weken na de toediening van de maternale DKT-vaccinatie geboren.
  • De baby is niet prematuur (d.w.z. vanaf een zwangerschapsduur van 37 + 0 weken) geboren.
  • De moeder heeft geen verstoorde immuniteit, bijvoorbeeld door gebruik van afweeronderdrukkende medicatie of een onbehandelde hiv-infectie. Voldoende opbouw en overdracht van antistoffen kan dan namelijk niet worden gegarandeerd (anti-RhD-Ig-toediening heeft geen invloed op de werking van de maternale DKT).
  • De baby heeft geen wisseltransfusie gehad, waardoor er (mogelijk) te veel maternale antistoffen verloren zijn gegaan. Een bloedtransfusie heeft geen klinisch relevante invloed op de hoeveelheid antistoffen bij het kind.
  • De kinderarts heeft niet aangegeven dat er bij de baby een verhoogde kans op gecompliceerde kinkhoest is of dat voldoende bescherming door maternale antistoffen niet gegarandeerd kan worden.

Mogelijke reden voor een aangepast DKTP-Hib-HepB-schema 

De baby heeft foetale groeirestrictie (FGR) met placenta-insufficiëntie als meest waarschijnlijke oorzaak.

Sommige kinderen hebben foetale groeirestrictie (FGR). Op dit moment zijn er nog onvoldoende gegevens bekend over de kwaliteit van overdracht van maternale antistoffen via de placenta bij groeivertraagde kinderen. Met name in de gevallen waarbij er anamnestisch en/of uit de overdracht van de kinderarts/gynaecoloog aanwijzingen zijn voor een niet goed functionerende placenta in de zwangerschap, kan in overleg met ouders een 2-3-5-12-schema geadviseerd worden. Bij FGR-kinderen buigt de groeilijn vaak af en hebben ouders regelmatig echo’s en ander onderzoek om de groei en de functie van de placenta in de gaten te houden. 

Zie voor meer informatie over het vaccinatieschema ook Vragen over maternale vaccinatie.

7.4 De primaire serie DKTP-Hib-HepB-vaccinaties in het standaardschema

Na een geldige maternale DKT Difterie Kinkhoest en Tetanus (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-vaccinatie kan de baby gevaccineerd worden op de leeftijd van 3 en 5 maanden (Gezondheidsraad 2018). Zie paragraaf 7.3 voor de voorwaarden voor een geldige maternale DKT-vaccinatie.

De eerste vaccinatie wordt op de leeftijd van 3 maanden (13 weken) toegediend, samen met de tweede rotavirusvaccinatie. Indien nodig kan de vaccinatie vanaf de leeftijd van 10 weken worden toegediend. De eerste vaccinatie kan ook een paar weken worden uitgesteld als vaccinatie bij 13 weken niet mogelijk is. Het standaardinterval tussen de eerste en tweede vaccinatie is 2 maanden (9 weken), met een minimuminterval van 6 weken.

Wat te doen als de eerste vaccinatie te vroeg wordt toegediend

De vaccinatie wordt afgekeurd en het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) stuurt een verzoek de vaccinatie opnieuw te geven. Dan volgt het kind inmiddels wel een 2-3-5-12-schema, maar de reden voor een 3-5-12-schema is niet veranderd (bijvoorbeeld door vaccinatie van moeder tijdens de zwangerschap). Daarmee blijft de indicatie onveranderd. De vaccinatie op de leeftijd van 3 maanden is in principe een (herhaalde) eerste vaccinatie.

7.5 De primaire serie DKTP-Hib-HepB-vaccinaties in het aangepaste schema

Baby’s die niet in aanmerking komen voor het standaardschema worden gevaccineerd volgens het aangepaste schema. De eerste vaccinatie in dit schema dient gegeven te worden als de baby 6, 7, 8 of 9 weken oud is, samen met de eerste rotavirusvaccinatie (Schurink-van ’t Klooster 2016De Greeff 2010King 2010). Het is wenselijk om de vaccinatie zo vroeg mogelijk in deze periode te geven. Er dient voorkomen te worden dat de eerste vaccinatie pas na 9 weken wordt gegeven.

In uitzonderlijke situaties kan er, bij dit schema, voor gekozen worden om vervroegd te vaccineren. De vaccins van het zuigelingenschema (DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB en pneu) zijn geregistreerd en/of uitgebreid onderzocht bij kinderen van 6 weken en ouder. Beperkte onderzoeksgegevens laten zien dat op individuele indicatie de vaccins vanaf de leeftijd van 4 weken (28 dagen, geboortedag is dag 0) kunnen worden toegediend met voldoende effectiviteit en toereikende bescherming. De volgende vaccinaties in de primaire serie worden vervolgens wel met normale intervallen toegediend, niet met kortere intervallen dan normaal. Uitzonderlijke situaties zijn:

  • verwondingen met risico op tetanus. Het gaat dan om diepe, uitgebreide en/of verontreinigde wonden, in het bijzonder ook tweede- en derdegraads brandwonden. Zie de LCI-richtlijn Tetanus en de bijlage Tetanus PEP bij kinderen(PDF);
  • een langdurige reis of een reis naar een risicoland met een verhoogde kans op infectieziekten.

Wat betreft kinkhoest is er tegenwoordig zelden een inhoudelijke reden voor een vroegere vaccinatie op de leeftijd van 4-6 weken (bij contact met kinkhoest is antibiotica aangewezen). Als er een lokale uitbraak van kinkhoest is, of als de baby direct contact heeft gehad met een kinkhoestpatiënt, is contact tussen JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg) en de IZB-afdeling van de GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) belangrijk. Mogelijk moeten andere ouders van jonge zuigelingen op het consultatiebureau of de kinderopvang geïnformeerd worden over het kinkhoestrisico, zie de LCI-richtlijn Kinkhoest

Voor de tweede en derde vaccinatie is tijdigheid net zo van belang als voor de eerste vaccinatie. Het streefinterval is 1 maand tussen dosis 1 en dosis 2 en 2 maanden tussen dosis 2 en dosis 3 (zie tabel 7a). Dit langere interval wordt sinds 2020 gehanteerd. Soms is er een reden om dit interval te verkorten, bijvoorbeeld als het kind voor enkele weken naar het buitenland gaat. Het absolute minimuminterval is 2 weken. Tweemaal een interval van minder dan 4 weken is niet wenselijk. Als het interval korter is dan 2 weken, moet de vaccinatie opnieuw gegeven worden. De nieuwe vaccinatie wordt vervolgens 1 maand na de laatste vaccinatie gepland. Overleg bij twijfel altijd met de medisch adviseur van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).

Bijzondere situaties

Kind krijgt in de eerste levensmaanden kinkhoest

Het algemene advies is om het vaccinatieschema niet aan te passen. De afweerreactie van een jong kind op een kinkhoestinfectie is namelijk meestal niet heel goed. Daarom kunnen we er niet vanuit gaan dat een kind voldoende antistoffen heeft opgebouwd na een infectie. Bovendien wordt die afweerreactie ook negatief beïnvloed door eventuele behandeling (antibiotica) van het kind zelf, zeker als die vroeg tijdens de infectie wordt gestart. Zie ook RVP-nieuws 27-2-2024.

3-5-11(12)-schema gevolgd zonder vooraf een maternale DKT Difterie Kinkhoest en Tetanus (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-vaccinatie

Een kind is van geboortecohort 2012 of recenter en is (in het buitenland) gevaccineerd volgens het 3-5-11(12)-maandenschema, terwijl de moeder in de zwangerschap geen kinkhoestvaccinatie gehad heeft. Dit kind is als zuigeling niet volgens het Rijksvaccinatieprogramma gevaccineerd. In Nederland komt veel kinkhoest voor en dat is voor een zuigeling een risicovolle ziekte. Daarom geven we een extra vaccinatie bij 2 maanden. Als het kind echter eenmaal een 3-5-11(12)-maandenschema heeft voltooid, is dat terugkijkend wel voldoende voor de opbouw van de basisimmuniteit. De JGZ zet hiervoor de DKTP-indicatie 3-5-11(12)-schema in het DD JGZ. Als dit schema via de welkomstbrief door ouders van een vestigerskind doorgegeven wordt, registreert het RIVM-DVP-regiokantoor dit schema met een voltooide basisimmuniteit in Praeventis. De ouders ontvangen dan geen uitnodiging meer voor een 4e vaccinatie. Kinderen (van moeders die geen maternale DKT-vaccinatie hebben gehad) die zich vestigen tíjdens het opbouwen van de basisimmuniteit volgen het schema dat past bij de startleeftijd van hun vaccinatieserie.

Los poliovaccin

Tot 2016 gebruikten veel landen een vaccinatieschema tegen polio met alleen OPV (oraal poliovaccin). Er werd toen het trivalente OPV gebruikt wat beschermt tegen alle drie de poliovirustypes. Vanaf april 2016 is wereldwijd geswitcht naar een bivalent OPV met alleen bescherming tegen poliovirustype 1 en -type 3. Om ook bescherming tegen poliovirustype 2 (cVDPV2) te geven, adviseerde de WHO destijds om minimaal een dosis IPV (inactivated poliovaccin) aan het vaccinatieschema tegen polio toe te voegen. Sinds 2022 adviseert de WHO om bij een gecombineerd OPV/IPV-schema twee keer IPV te geven. Dit is alleen relevant voor landen waar nog OPV gebruikt wordt en is bedoeld om daar verspreiding van VDPV (Vaccine-derived poliovirus) te voorkomen. Zie: WHO position paper 2022, Table 2 Summary of WHO Position Papers - Recommended Routine Immunizations for Children, April 2024, Duizer 2024).

Als een kind in het buitenland vaccinaties tegen polio heeft gehad vinden we dit kind in Nederland  voldoende gevaccineerd voor de opbouw van de basisimmuniteit voor polio indien:  

  • er 3 doses OPV zijn gegeven met 1 of meer maanden interval (bijvoorbeeld 0, 1, 2 maanden) én het kind gevaccineerd is vóór 2016;
  • er 3 doses OPV zijn gegeven én minimaal 1 dosis IPV is gegeven als het kind gevaccineerd is vanaf 2016;
  • er 3 doses IPV zijn gegeven met vaccinaties op tijdstippen T = 0, 1 en 7 maanden;
  • er 4 doses poliovaccin zijn gegeven waarbij IPV afwisselend met OPV is toegediend.

In Praeventis worden dergelijke schema's niet goedgekeurd voor de basisimmuniteit. Als de jeugdarts echter expliciet aan DVP doorgeeft dat het kind basisimmuun is voor polio na het in het buitenland gevolgde vaccinatieschema (middels bijvoorbeeld duidelijke vermelding bij de vaccinatiestatus of als reactie op een terugkoppeling van DVP over een onjuiste toediening), wordt dit in overleg met de medisch adviseur in het dossier in Praeventis aangepast.

Revaccinatie ter bescherming tegen polio is na een basisserie niet nodig. Zie ook de LCI-richtlijn Polio.

Zie voor meer bijzondere situaties in het vaccinatieschema ook Vragen over maternale DKT-vaccinatie.

7.6 De primaire serie pneumokokkenvaccinaties

De eerste pneumokokkenvaccinatie wordt gegeven op de leeftijd van 3 maanden (13 weken), samen met de DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB en de tweede rotavirusvaccinatie (Goldblatt 2010Monge 2018Palmu 2013). Ook voor pneumokokkenvaccinaties geldt dat later starten (3 maanden) en een groot interval van 2 maanden een betere immuniteit oplevert dan vroeg starten (2 maanden) en een kleiner interval van 1 maand (Spijkerman 2013). De vaccinatie kan vanaf de leeftijd van 6 weken gegeven worden met een absoluut minimum van 4 weken, bijvoorbeeld als er een uitzonderlijke situatie bestaat, zoals een geplande lange reis.

De tweede pneumokokkenvaccinatie wordt op de leeftijd van 5 maanden toegediend, met een streefinterval van 2 maanden. Als er een reden is om het interval te verkorten, is het absolute minimuminterval 6 weken. Als het interval nog korter is, dan moet de vaccinatie opnieuw gegeven worden. De extra vaccinatie moet gepland worden met het streefinterval vanaf de te vroeg gegeven vaccinatie. Overleg bij twijfel altijd met de medisch adviseur van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).

Met ingang van 2025 wordt voor de pneumokokkenvaccinatie gebruikgemaakt van Vaxneuvance (PCV15). Vaccinatie tegen pneumokokken is sinds 2006 opgenomen in het RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma). Er bestaan ongeveer 90 serotypen van de pneumokokbacterie. In navolging van het advies van de Gezondheidsraad, is er vanaf 1 september 2024 (gefaseerd) overgestapt van PCV10 (Synflorix) naar PCV15 (Vaxneuvance). PCV15 beschermt tegen de serotypen die op dit moment de meeste ziektegevallen veroorzaken, met name 22F en 33F.  Vaxneuvance is sinds 2021 geregistreerd. Zoals bij alle vaccins die geregistreerd zijn voor gebruik in Nederland is de veiligheid van Vaxneuvance uitgebreid onderzocht en goed bevonden. Het bijwerkingenprofiel van Vaxneuvance (PCV15) is vergelijkbaar met dat van Synflorix (PCV10) (farmacotherapeutischkompas.nl).

7.7 De DKTP-Hib-HepB- en pneumokokken-revaccinatie

Na de primaire serie van 2 of 3 vaccinaties is het kind voorlopig voldoende beschermd. De revaccinatie, die bij voorkeur bij 12 maanden wordt gegeven, zorgt voor een meer langdurige bescherming. Vanaf geboortecohort 2024 is het streefinterval tussen de primaire serie en de revaccinatie 7 maanden. Bij de geboortecohorten t/m 2023 was het streefinterval tussen de primaire serie en de revaccinatie 6 maanden. Onderzoek heeft uitgewezen dat de antistofconcentratie hoger wordt naarmate het kind ouder is.

Voor de DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB- en pneumokokken-revaccinatie geldt:

  • Het streefinterval tussen de laatste DKTP-Hib-HepB- en pneumokokkenvaccinaties van de primaire serie en de revaccinaties is 7 maanden.
  • Het minimuminterval tussen de laatste DKTP-Hib-HepB- en pneumokokkenvaccinaties van de primaire serie en de revaccinaties is 6 maanden.
  • Bij een te kort interval wordt een extra DKTP-Hib-HepB- en/of pneumokokkenvaccinatie geadviseerd 7 maanden (streefinterval) na de te vroeg gegeven vaccinatie.
  • Indien er dan nogmaals een te kort interval wordt gehanteerd, volgt er wel een terugkoppeling, maar wordt niet nogmaals een extra DKTP-Hib-HepB- en/of pneumokokkenvaccinatie geadviseerd.

Soms is het wenselijk om het interval te verkorten. Het absolute minimuminterval is dan 6 maanden. Indicaties hiervoor zijn:

  • een kind dat langdurig naar het buitenland gaat en daar moeilijk aan vaccinaties kan komen;
  • een kind zonder vaste woon- of verblijfplaats;
  • een kind van een moeder die HBsAg-drager is en van wie het onzeker is of het kind de volgende keer, op het gewenste tijdstip, weer op het consultatiebureau komt.

Als het interval korter is dan 6 maanden moet de vaccinatie opnieuw gegeven worden. De nieuwe vaccinatie wordt 7 maanden (streefinterval) na de te vroeg gegeven vaccinatie dan gepland. Overleg bij twijfel altijd met de medisch adviseur van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).

7.8 Start vaccineren vanaf de leeftijd van 6 maanden tot de eerste verjaardag

Bij een start na 6 maanden wordt vrijwel geen bescherming tegen kinkhoest meer verwacht door maternale antistoffen. Een start op oudere leeftijd resulteert echter in het algemeen in een betere immuunrespons. Daarom geldt voor alle zuigelingen die vanaf 6 maanden tot de eerste verjaardag starten met vaccineren een T=0-2-9-maandenschema (Plotkin 2018, Pichichero 2014). Zie tabel 7b hieronder.

Bij een start op de leeftijd van 6 maanden is de indicatie voor rotavirusvaccinatie vervallen, omdat dit vaccin een maximale toedieningsleeftijd heeft van 23 weken en 6 dagen.

Tabel 7b. Vaccinatieschema’s bij een start vanaf de leeftijd van 6 maanden tot de eerste verjaardag, ongeacht of de moeder maternale DKT Difterie Kinkhoest en Tetanus (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-vaccinatie heeft gehad.
Leeftijd DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB Pneu
T = 0 mnd* DKTP-Hib-HepB1
(minimale leeftijd 6 mnd)
Pneu-1
(min. leeftijd 6 mnd)
 

Interval 2 mnd
(min. 6 weken**)

Interval 2 mnd
(min. 6 weken**)

T = 2 mnd DKTP-Hib-HepB-2 Pneu-2
 

Interval 7 mnd (min 6 mnd**)

Interval 7 mnd (min 6 mnd**)

T = 9 mnd DKTP-Hib-HepB-3 Pneu-3

*T = 0 is moment van eerste vaccinatie.
**Vervroegd vaccineren en/of verkorte intervallen alleen op indicatie. Als er vervroegd gestart is of een verkort interval is gebruikt, dienen de volgende intervallen juist (en niet weer verkort) te zijn.

7.9 De BMR- en MenACWY-vaccinatie voor zuigelingen en peuters

Deze vaccinaties worden in de regel op de leeftijd van 14 maanden gegeven met een spreiding van 12 tot 15 maanden. Tijdigheid is van belang in verband met een onverhoopte mazelenepidemie. Als de vaccinaties voor de eerste verjaardag gegeven zijn, dan moeten ze na de leeftijd van 1 jaar opnieuw gegeven worden.

In aanvulling op het reguliere RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma) krijgen asielzoekerskinderen een BMR Bof, Mazelen en rodehond (Bof, Mazelen en rodehond )-0 op leeftijd van 9 maanden (dit is van belang zolang zij nog geen status hebben) (zie addendum Asielzoekerskinderen en het RVP).

Binnen het RVP mag de BMR-vaccinatie vanaf de leeftijd van 6 maanden gegeven worden als daarvoor een reizigersindicatie of een andere specifieke indicatie bestaat (zie addendum Vaccinaties voor kinderen die reizen naar het buitenland).

BMR-vaccin is een levend verzwakt vaccin. Er wordt gebruikgemaakt van het vaccin M-M-RVaxPro. Voor contra-indicaties, zie hoofdstuk 5 Contra-indicaties.

Voor de MenACWY-vaccinatie bij peuters wordt vanaf 1 augustus 2022 het vaccin MenQuadfi gebruikt. Voor die datum werd het vaccin Nimenrix gebruikt. Beide vaccins zijn geïnactiveerde vaccins. Voor kinderen vanaf de leeftijd van 12 maanden is één dosis (0,5 ml) voldoende voor het bereiken van de basisimmuniteit (Ishola 2015).

Extra MenACWY-vaccinaties voor reizen mogen niet vanuit het RVP worden gegeven. Kinderen met een cochleair implantaat mogen op indicatie van de behandelaar vóór de eerste verjaardag een extra MenACWY-vaccinatie krijgen vanuit het RVP. Hiervoor dient het vaccin Nimenrix gebruikt te worden.Zie het addendum Prematuren en kinderen met specifieke aandoeningen.

7.10 De BRM2-vaccinatie tussen 2,5 en 3,5 jaar

De BMR2 wordt met ingang van 2025 aangeboden aan kinderen tussen de 2,5 en 3,5 jaar oud. Dit was voorheen op 9-jarige leeftijd. Zie voor achtergrondinformatie over deze wijziging het addendum Achtergrondinformatie schemawijzigingen 2025.

Voor de uitvoering van dit vaccinatiemoment is gekozen om een bandbreedte aan te houden tussen de 2 jaar en 6 maanden tot en met 3 jaar en 6 maanden (dus vóórdat het kind 3 jaar en 7 maanden is.

Het startcohort voor de vervroegde BMR2 is 2022. Ondanks dat de helft van dit geboortecohort al in 2024 2,5 jaar is, wordt dit geboortecohort pas vanaf 2025 opgeroepen voor de BMR2. Organisaties die de BMR2 aan gaan bieden tussen de 2,5 en 3 jaar zullen dus voor het startcohort 2022 de BMR2 tussen de 3 en 3,5 jaar aan moeten bieden. Dit is een belangrijk punt om rekening mee te houden bij het plannen van de betreffende BMR2-vaccinaties en kan in 2025 leiden tot een grotere hoeveelheid te zetten vaccinaties. 

Als het moment van contact standaard aan de uiterste rand van de bandbreedte wordt gepland (bij 3,5 jaar), bestaat het risico dat de vaccinatie bij het verzetten van de afspraak buiten de bandbreedte valt. In geval van ziekte is daar niet zoveel aan te doen. Bij vakanties is het advies om eerder in te plannen, om zoveel mogelijk binnen de bandbreedte te blijven.

De BMR2-vaccinatie biedt een tweede kans voor opbouw van antistoffen en is met name bedoeld om primair vaccinfalen van de BMR1 te ondervangen. De ‘setpoint’ van de immuniteit wordt met name door de eerste prik bepaald en de afname (waning) wordt weinig beïnvloed door volgende BMR Bof, Mazelen en rodehond (Bof, Mazelen en rodehond )-vaccinaties. Maar onderzoek laat zien dat kinderen die wel goed gereageerd hebben op de eerste BMR ook baat hebben bij een tweede BMR. De tweede vaccinatie geeft een verbetering (boosting) van de onderliggende cellulaire immuniteit. Hiermee wordt de duur van bescherming verlengd. Iets wat op individueel niveau wel kan verschillen (Davidkin 1998, Mollema 2013, Kaaijk 2020). Op indicatie, zoals een uitzetting of emigratie, mag de BMR2 eerder worden toegediend. Het minimuminterval tussen BMR1 en BMR2 is 1 maand.

Het minimuminterval van 1 maand tussen de BMR1 en BMR2 verandert niet. Dit interval is alleen bedoeld voor kinderen van 3,5 jaar en ouder die nog geen BMR1 gehad hebben. In uitzonderlijke gevallen geldt dit ook voor jongere kinderen zoals bijvoorbeeld bij uitzetting of emigratie, of bij de beoordeling van vaccinatiestatussen van kinderen die Nederland binnenkomen. In andere gevallen is het de bedoeling de streefleeftijd aan te houden.

Vanaf 2 jaar heeft het de voorkeur om te vaccineren in de arm. De BMR2 zal toegediend gaan worden in de rechterarm. Een BMR-vaccinatie mag intramusculair maar ook subcutaan gegeven worden.

Inhaalcampagne

Doordat deze wijziging een vervroeging van het vaccinatiemoment betreft, is een inhaalcampagne nodig om ook de tussenliggende geboortecohorten de BMR2-vaccinatie te geven. De inhaal BMR2 moet minimaal twee keer per kalenderjaar worden aangeboden. Geboortecohort 2017 t/m 2021 maken deel uit van de inhaalcampagne die start in 2025 en afgerond wordt in 2027. In tabel 7c staat welk geboortecohort in welk jaar de BMR2-vaccinatie gaat krijgen. Geboortecohort 2016 is voor de volledigheid ook in deze tabel opgenomen.

Tabel 7c. Inhaalcampagne
Geboortecohort Jaar van inhalen BMR2 Wordt in dit jaar Op welke manier
2016 2025* 9 jaar (kleinschalige) groepsvaccinaties of individuele consulten
2017 2025 8 jaar (kleinschalige) groepsvaccinaties of individuele consulten
2018 2026 8 jaar (kleinschalige) groepsvaccinaties of individuele consulten
2019 2027 8 jaar (kleinschalige) groepsvaccinaties of individuele consulten
2020 2027 7 jaar (kleinschalige) groepsvaccinaties of individuele consulten
2021 2026 (uitloop naar 2027) 5 jaar Met DKT Difterie Kinkhoest en Tetanus (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-booster tijdens nieuw te vormen moment van contact**

*= krijgt in 2025 bij 9 jaar nog wel de BMR2, maar niet de DTP Difterie, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis)-booster. Die volgt in 2030 op de leeftijd van 14 jaar.
**= de DKT-booster kan pas toegediend worden vanaf 5 jaar. Aan het begin van 2026 is een groot deel van dit startcohort nog 4 jaar. Houd hier rekening mee met plannen.

7.11 De DKT-boostervaccinatie voor 5-jarigen

In 2025 wordt de DKT Difterie Kinkhoest en Tetanus (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-booster vanwege de schemawijzigingen niet regulier aangeboden binnen het standaard RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma)-schema. Het geboortecohort 2021 is het eerste geboortecohort dat een DKT-booster tussen de 5e en 6e verjaardag zal krijgen in plaats van een DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-booster op de leeftijd van 4 jaar. Dit zal vanaf 2026 zijn. (Zie voor achtergrondinformatie het addendum Achtergrondinformatie schemawijzigingen 2025).

Inhalers, vestigers en asielzoekerskinderen kunnen in 2025 wel in aanmerking komen voor een DKT(P)-boostervaccinatie. Zie hiervoor hoofdstuk 10 over inhaalschema’s.

7.12 De HPV-vaccinatie

De HPV Humaan Papillomavirus (Humaan Papillomavirus )-vaccinatie wordt aan zowel meisjes als jongens aangeboden in het jaar waarin zij 10 worden. Het vaccinatieschema bestaat uit 2 doses. In principe wordt de volledige serie van 2 HPV-vaccinaties afgerond binnen 6 tot 12 maanden nadat met de eerste vaccinatie is gestart. Als de jongere/ouders niet reageren op de eerste uitnodiging, ontvangen zij na een half jaar nog éénmaal een uitnodiging. Als de jongere dan wel gevaccineerd wordt en deze vaccinatie wordt met persoonsgegevens geregistreerd bij het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) (zie RVP-richtlijn Informed consent-procedure), volgt een half jaar later een uitnodiging voor de volgende vaccinatie.

Voor alle leeftijden geldt een T = 0-6-maandenschema. Jongeren die 2 vaccinaties ontvangen hebben met een interval kleiner dan 150 dagen, komen in aanmerking voor een 3e dosis volgens een T = 0-1-6-maandenschema. De vaccinatieschema’s met intervallen staan hieronder in tabel 7c.

Tabel 7d. HPV-vaccinatieschema
Moment Alle leeftijden Mensen ooit gestart met 0-1-6-schema, immuungecompromitteerde mensen of mensen met hiv
T = 0* HPV1 HPV1
  Interval 6 maanden
(min: 5 maanden = 150 dagen**)
Interval 1 maand (min: 3 weken = 21 dagen**)
T = 1 maand HPV2
Interval 5 maanden (min: 4 maanden = 120 dagen**)
T = 6 maanden HPV2 HPV3

*T = 0 is het moment van 1e vaccinatie.
**Verkorte intervallen alleen in uitzonderingsgevallen. Gebruik bij voorkeur de streefintervallen voor een optimale werking.

De Gezondheidsraad beoordeelde (in haar advies uit 2022) dat 2 doses HPV-vaccinatie met een 0‑6-maandenschema ook voor mensen vanaf 15 jaar voldoende bescherming biedt. Echter, Cervarix is vanaf de leeftijd van 15 jaar geregistreerd voor 3 doses met een T = 0-1-6-maandenschema. Officieel is een 2-dosesschema daarmee off-label (gebruik van een geneesmiddel buiten de geregistreerde toepassing), maar dat wordt overstemd door deze landelijke richtlijn. Het is daarom niet nodig om informed consent voor het toedienen van de vaccinatie te verkrijgen en een artsenverklaring in te vullen.

  • Er is voldoende wetenschappelijke onderbouwing dat een 2-dosesschema genoeg bescherming biedt, behalve bij bepaalde risicogroepen. Een extra vaccinatie wordt overwogen bij: zie paragraaf Kinderen, jongeren en zwangeren onder behandeling van een specialist voor algemene informatie.
  • Immuungecompromitteerde personen en personen met hiv komen wat de HPV-vaccinatie betreft in aanmerking voor een 3-dosesschema (T = 0-1-6-maandenschema) in lijn met het advies van de WHO en de JCVI.
  • Bepaalde immuungemedieerde aandoeningen zijn, onafhankelijk van medicijngebruik, een indicatie voor een 3-dosesschema. Het betreft systemische lupus erythematodes (SLE) en inflammatory bowel disease (IBD). Zie voor meer informatie de LCI-handleiding Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.

7.13 De MenACWY-vaccinatie en DTP-booster voor tieners

De MenACWY-vaccinatie wordt door de JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg)-organisatie aangeboden in het jaar waarin een tiener 14 jaar wordt. Als de tiener/ouders niet reageren op de eerste uitnodiging, ontvangen zij een half jaar na de eerste uitnodiging een herhaalde uitnodiging. Voor deze leeftijdsgroep wordt het vaccin Nimenrix gebruikt.

Bij de uitnodiging voor de MenACWY-vaccinatie wordt nog eenmaal een extra herinnering gestuurd voor RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma)-vaccinaties die volgens het registratiesysteem van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) gemist zijn. De MenACWY-vaccinatie kan tegelijk toegediend worden met andere nog ontbrekende RVP-vaccinaties.

NB. Let op en check informed consent.

Op basis van het advies van de Gezondheidsraad verschuift de DTP Difterie, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis)-booster met ingang van 2025 van 9 jaar naar 14 jaar. Voor polio zijn, voor een langdurige bescherming tegen verlamming, de drie doses uit de basisimmuniteit-serie voldoende. Het is echter onduidelijk of deze drie doses ook voldoende beschermen tegen infectie en virusoverdracht. Omdat er geen los vaccin met alleen een difterie- en tetanus-component beschikbaar is, adviseert de Gezondheidsraad om in het jaar dat een kind 14 jaar wordt, een DTP-booster te geven en zo ook de vierde dosis polio te geven. Het cohort 2016 zal in 2030 het eerste cohort zijn wat de DTP-booster bij 14 jaar gaat krijgen, tegelijk met de MenACWY-vaccinatie. In 2025 zal de DTP-booster niet in het standaard RVP-schema aangeboden worden. (Zie voor achtergrondinformatie addendum Achtergrondinformatie schemawijzigingen 2025).

Inhalers, vestigers en asielzoekerskinderen kunnen in 2025 wel in aanmerking komen voor een DTP-boostervaccinatie. Zie hiervoor hoofdstuk 10 over inhaalschema’s.

De vaccinaties op tienerleeftijd worden meestal tijdens een zogenaamde groepsvaccinatie gegeven. Het moment daarvan wordt door de JGZ-organisatie bepaald in overleg met het RIVM-DVP-regiokantoor. Om voldoende gelegenheid te bieden voor vaccinatie, moet een kind meerdere vaccinatiemomenten binnen één jaar aangeboden krijgen. Voor de HPV Humaan Papillomavirus (Humaan Papillomavirus )-vaccinatie, die wordt aangeboden in het jaar waarin een kind 10 jaar wordt, en de MenACWY-vaccinatie, die wordt aangeboden in het jaar waarin een kind 14 jaar wordt, moet er minimaal twee keer per kalenderjaar een passend vaccinatieaanbod worden gedaan. Daarnaast moeten er mogelijkheden zijn voor een individuele inhaalvaccinatie.

Bijzondere situatie groepsvaccinatie DTP

Als een kind, buiten het RVP, alleen DTP-vaccinaties heeft gehad, en dus nooit een DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-(Hib)-(HepB), wordt de DTP-revaccinatie gedoogd en volgt er vanuit RIVM-DVP geen terugkoppeling op deze onterechte DTP. ‘Alle’ kinderen krijgen immers een DTP. Daarom mogen deze kinderen een laatste DTP-vaccinatie binnen het RVP ontvangen.