7.1 Vaccinatieseries
Bij het plannen van een serie vaccinaties wordt altijd gebruikgemaakt van streefintervallen en minimumintervallen. Hierbij is het uitgangspunt dat 1 maand 30 dagen is. Het is belangrijk om zoveel mogelijk de streefintervallen aan te houden, omdat hiermee de beste immuniteit wordt opgebouwd. Streefintervallen kunnen verschillend zijn op verschillende leeftijden. Minimumleeftijden en minimumintervallen worden alleen gehanteerd als het de enige optie is, omdat die minder gunstig zijn voor de immuniteitsopbouw.
7.2 De serie rotavirusvaccinatie
Zie addendum Vaccinatie tegen rotavirus voor zuigelingen geboren vanaf 1 januari 2024.
7.3 De indicatiestelling voor het juiste DKTP-Hib-HepB-schema
Voor de DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB-serie bestaan sinds 2020 twee vaccinatieschema’s: het standaardschema bij 3-5-11 (12) maanden na een geldige maternale DKT (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-vaccinatie en het aangepaste schema bij 2-3-5-11 (12) maanden als er redenen zijn om van het standaardschema af te wijken. Vanaf geboortecohort 2024 wordt de revaccinatie op 12 i.p.v. 11 maanden gegeven. Dit is één van de wijzigingen die de Gezondheidsraad geadviseerd heeft. Zie addendum Schemawijzigingen 2025. De primaire serie is bij deze schema’s verschillend. Vanaf de revaccinatie op de leeftijd van 11 (12) maanden zijn de vaccinatieschema’s weer uniform. De schema’s voor rotavirusvaccinatie en pneumokokkenvaccinatie blijven in beide schema’s hetzelfde.
Rota | DKTP-Hib-HepB | Pneu | ||
---|---|---|---|---|
Leeftijd | Standaardschema | Aangepast schema | ||
Binnen 48u na geboorte |
HepB-0 |
|||
6-9 weken |
Rota-1 |
DKTP-Hib-HepB-X* (min. leeftijd 4 wkn**) |
|
|
↑ Interval 1 mnd (min. 28 dgn) ↓ |
↑ Interval 1 mnd (min. 2 wkn**) ↓ |
|||
3 maanden |
Rota-2
|
DKTP-Hib-HepB-1 (min. leeftijd 10 wkn) |
DKTP-Hib-HepB-1 | Pneu-1 (min. leeftijd 4 wkn) |
↑ Interval 2 mnd (min. 6 wkn) ↓ |
↑ Interval 2 mnd (min. 2 wkn**) ↓ |
↑ Interval 2 mnd (min. 6 wkn) ↓ |
||
5 maanden | DKTP-Hib-HepB-2 | DKTP-Hib-HepB-2 | Pneu-2 | |
↑ Interval 6 mnd (min. 5 mnd) ↓ |
↑ Interval 6 mnd (min. 5 mnd) ↓ |
↑ Interval 6 mnd (min. 5 mnd) ↓ |
||
11 maanden | DKTP-Hib-HepB-3 | DKTP-Hib-HepB-3 | Pneu-3 |
*X = extra
** = vervroegd vaccineren en/of verkorte intervallen alleen op indicatie. Als er vervroegd gestart is of een verkort interval is gebruikt, dienen de volgende intervallen normaal (en niet meer verkort) te zijn.
*** = let op: Rota kent een max. toedieningsleeftijd. Rota-1 wordt bij voorkeur zo vroeg mogelijk binnen 6-9 wkn en in principe niet later dan op de leeftijd van 12 wkn toegediend, in uitzonderingssituatie op max. 19 wkn, 6 dgn zodat Rota-2 nog kan worden toegediend. Als Rota-1 in nog grotere uitzonderingssituatie op de leeftijd van 20 wkn t/m 23 wkn, 6 dgn wordt toegediend, vervalt Rota-2.
Tabel 7a.
Alle kinderen worden uitgenodigd voor een 2-3-5-11(12)-maandenschema. De jeugdarts bepaalt het meest optimale schema voor het kind. Daarna kan eventueel de vaccinatiekaart voor de extra DKTP-Hib-HepB worden ingenomen en vernietigd. Het is belangrijk dat de jeugdarts via DD JGZ (Jeugdgezondheidszorg) aan het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) doorgeeft welk schema het kind volgt (mits er toestemming voor is); de juiste indicatie moet worden aangeklikt. Dat is belangrijk voor de ondersteuning die Praeventis biedt bij het vaccineren middels het registreren, valideren en plannen van de vaccinaties, maar ook voor de evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma.
Voorwaarden voor een standaard DKTP-Hib-HepB-schema
Het standaardschema kan gevolgd worden indien:
- een geldige maternale DKT-vaccinatie is toegediend tijdens de zwangerschap (vanaf 13 + 0 weken). Zie hoofdstuk 6 voor de voorwaarden voor een geldige maternale DKT-vaccinatie;
of
- een met laboratoriumonderzoek bevestigde kinkhoestinfectie is doorgemaakt tijdens de zwangerschap, vanaf een zwangerschapsduur van 13 + 0 weken. Overleg zo nodig met de GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst)-afdeling Infectieziektebestrijding.
Daarnaast gelden bovendien de volgende voorwaarden:
- De moeder is geen HBsAg-drager (hepatitis B). Indien moeder wel HBsAg-drager is, moet de eerste vaccinatie (HepB-0) binnen 48 uur na de geboorte gegeven zijn. De leeftijd van 9 weken is de ‘deadline’ waarop de tweede vaccinatie (DKTP-Hib-HepB1) gegeven moet zijn (zie addendum Het vaccineren van baby’s van moeders die hepatitis B-drager zijn).
- De baby is minimaal 2 weken na de toediening van de maternale DKT-vaccinatie geboren.
- De baby is niet prematuur (d.w.z. vanaf een zwangerschapsduur van 37 + 0 weken) geboren.
- De moeder heeft geen verstoorde immuniteit, bijvoorbeeld door gebruik van afweeronderdrukkende medicatie of een onbehandelde hiv-infectie. Voldoende opbouw en overdracht van antistoffen kan dan namelijk niet worden gegarandeerd (anti-RhD-Ig-toediening heeft geen invloed op de werking van de maternale DKT).
- De baby heeft geen wisseltransfusie gehad, waardoor er (mogelijk) te veel maternale antistoffen verloren zijn gegaan. Een bloedtransfusie heeft geen klinisch relevante invloed op de hoeveelheid antistoffen bij het kind.
- De kinderarts heeft niet aangegeven dat er bij de baby een verhoogde kans op gecompliceerde kinkhoest is of dat voldoende bescherming door maternale antistoffen niet gegarandeerd kan worden.
Mogelijke reden voor een aangepast DKTP-Hib-HepB-schema
De baby is small for gestational age (d.w.z. een geboortegewicht ten opzichte van zwangerschapsduur < -2 SDS) met foetale groeirestrictie (FGR) als meest waarschijnlijk onderliggende oorzaak (m.n. bij het vermoeden op placenta-insufficiëntie).
Small for gestational age (SGA) kinderen en foetale groeirestrictie (FGR)
SGA komt vaak samen voor met prematuriteit, maar kan ook bij à-terme geboren kinderen voorkomen. SGA-kinderen hebben een te laag geboortegewicht ten opzichte van de zwangerschapsduur, waarbij de NCJ-richtlijn(PDF) een afkapwaarde van < -2 SDS ≈ ≤ p2.5 aanhoudt. Dit te lage geboortegewicht kan voorkomen als uiting van normale variatie in geboortegewichten bij verder gezonde kinderen. SGA-kinderen groeien tijdens de zwangerschap vaak door volgens hun eigen lijn.
Bij een deel van de SGA-kinderen is echter ook sprake van foetale groeirestrictie (FGR) in de zwangerschap. In veel gevallen heeft hierbij een niet goed functionerende placenta een rol gespeeld. Op dit moment zijn er nog onvoldoende gegevens bekend over de kwaliteit van overdracht van maternale antistoffen via de placenta bij SGA-kinderen. Met name in de gevallen waarbij er anamnestisch en/of uit de overdracht van de kinderarts/gynaecoloog aanwijzingen zijn voor een niet goed functionerende placenta in de zwangerschap, kan in overleg met ouders een 2-3-5-11(12)-schema geadviseerd worden. Bij FGR-kinderen buigt de groeilijn vaak af en hebben ouders regelmatig echo’s en ander onderzoek om de groei en de functie van de placenta in de gaten te houden.
Zie voor meer informatie over het vaccinatieschema ook Vragen over maternale vaccinatie.
7.4 De primaire serie DKTP-Hib-HepB-vaccinaties in het standaardschema
Na een geldige maternale DKT (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-vaccinatie kan de baby gevaccineerd worden op de leeftijd van 3 en 5 maanden (Gezondheidsraad 2018). Zie hoofdstuk 6 voor de voorwaarden voor een geldige maternale DKT-vaccinatie. Een 3-5-11(12)-maandenschema biedt door een latere start en grotere intervallen tussen de vaccinaties een minstens zo goede afweeropbouw als een 2-3-5-11-maandenschema of een 2-3-5-11(12)-maandenschema of een 2-3-4-11(12)-maandenschema (Brown 1964, Estivariz 2013, Peltola 2010, PrabhuDas 2011).
De eerste vaccinatie wordt op de leeftijd van 3 maanden (13 weken) toegediend, samen met de tweede rotavirusvaccinatie. Indien nodig kan de vaccinatie vanaf de leeftijd van 10 weken worden toegediend. De eerste vaccinatie kan ook een paar weken worden uitgesteld als vaccinatie bij 13 weken niet mogelijk is. Het standaardinterval tussen de eerste en tweede vaccinatie is 2 maanden (9 weken), met een minimuminterval van 6 weken.
Wat te doen als de eerste en/of tweede vaccinatie(s) te vroeg wordt/worden toegediend:
De vaccinatie wordt afgekeurd en het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) stuurt een verzoek de vaccinatie opnieuw te geven. Dan volgt het kind inmiddels wel een 2-3-5-11(12)-schema, maar de reden voor een 3-5-11(12)-schema is niet veranderd, bijvoorbeeld door vaccinatie van moeder tijdens de zwangerschap. Daarmee blijft de indicatie onveranderd. De vaccinatie op de leeftijd van 3 maanden is in principe een (herhaalde) eerste vaccinatie.
Als tweemaal de vaccinatie te vroeg wordt gegeven (op 2 maand de 1e vaccinatie te vroeg, op 3 maand de herhaalde 1e vaccinatie en op 4 maand de 2e vaccinatie te vroeg), dan wordt deze met een 3-5-11(12)-indicatie ook afgekeurd. Het advies is dat de jeugdarts de indicatie dan wel verandert in een 2-3-5-11(12)-indicatie. Op die manier worden de vaccinaties op de leeftijd van 2, 3 en 4 maanden wel weer goedgekeurd. Het is namelijk niet wenselijk dat een zuigeling die al vaccinaties heeft gehad op 2, 3 en 4 maanden nog een extra vaccinatie bij 5 maanden krijgt. Van belang is dan om goed te documenteren in DD JGZ (Jeugdgezondheidszorg) waarom de indicatie is veranderd.
7.5 De primaire serie DKTP-Hib-HepB-vaccinaties in het aangepaste schema
Baby’s die niet in aanmerking komen voor het standaardschema worden gevaccineerd volgens het aangepaste schema. De eerste vaccinatie in dit schema dient gegeven te worden als de baby 6, 7, 8 of 9 weken oud is, samen met de eerste rotavirusvaccinatie (Schurink-van ’t Klooster 2016, De Greeff 2010, King 2010). Het is wenselijk om de vaccinatie zo vroeg mogelijk in deze periode te geven. Er dient voorkomen te worden dat de eerste vaccinatie pas na 9 weken wordt gegeven.
In uitzonderlijke situaties kan er, bij dit schema, voor gekozen worden om vervroegd te vaccineren. De vaccins van het zuigelingenschema (DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB en pneu) zijn geregistreerd en/of uitgebreid onderzocht bij kinderen van 6 weken en ouder. Beperkte onderzoeksgegevens laten zien dat op individuele indicatie de vaccins vanaf de leeftijd van 4 weken (28 dagen, geboortedag is dag 0) kunnen worden toegediend met voldoende effectiviteit en toereikende bescherming. De volgende vaccinaties in de primaire serie worden vervolgens wel met normale intervallen toegediend, niet met kortere intervallen dan normaal. Uitzonderlijke situaties zijn:
- verwondingen met risico op tetanus. Het gaat dan om diepe, uitgebreide en/of verontreinigde wonden, in het bijzonder ook tweede- en derdegraads brandwonden. Zie de LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Tetanus en de bijlage Tetanus PEP bij kinderen;
- een langdurige reis of een reis naar een risicoland met een verhoogde kans op infectieziekten.
Wat betreft kinkhoest is er tegenwoordig zelden een inhoudelijke reden voor een vroegere vaccinatie op de leeftijd van 4-6 weken (bij contact met kinkhoest is antibiotica aangewezen). Als er een lokale uitbraak van kinkhoest is, of als de baby direct contact heeft gehad met een kinkhoestpatiënt, is contact tussen JGZ (Jeugdgezondheidszorg) en de IZB-afdeling van de GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) belangrijk. Mogelijk moeten andere ouders van jonge zuigelingen op het consultatiebureau of de kinderopvang geïnformeerd worden over het kinkhoestrisico, zie de LCI-richtlijn Kinkhoest.
Voor de tweede en derde vaccinatie is tijdigheid net zo van belang als voor de eerste vaccinatie. De standaardinterval is 1 maand tussen dosis 1 en dosis 2 en 2 maanden tussen dosis 2 en dosis 3 (zie tabel 7a). Dit langere interval wordt sinds 2020 gehanteerd. Soms is er een reden om dit interval te verkorten, bijvoorbeeld als het kind voor enkele weken naar het buitenland gaat. Het absolute minimuminterval is 2 weken. Tweemaal een interval van minder dan 4 weken is niet wenselijk. Als het interval korter is dan 2 weken, moet de vaccinatie opnieuw gegeven worden. De nieuwe vaccinatie wordt vervolgens 1 maand na de op één na laatste vaccinatie gepland. De te vroeg gegeven vaccinatie wordt niet meegerekend. Overleg bij twijfel altijd met de medisch adviseur van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).
Bijzondere situaties
3-5-11(12)-schema gevolgd zonder vooraf een maternale DKT (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-vaccinatie
Een kind is van geboortecohort 2012 of recenter en is (in het buitenland) gevaccineerd volgens het 3-5-11(12)-maandenschema, terwijl de moeder in de zwangerschap geen kinkhoestvaccinatie gehad heeft. Dit kind is als zuigeling niet volgens het Rijksvaccinatieprogramma gevaccineerd. In Nederland komt veel kinkhoest voor en dat is voor een zuigeling een risicovolle ziekte. Daarom geven we een extra vaccinatie bij 2 maanden. Als het kind echter eenmaal een 3-5-11(12)-maandenschema heeft voltooid, is dat terugkijkend wel voldoende voor de opbouw van de basisimmuniteit. De JGZ zet hiervoor de DKTP-indicatie 3-5-11(12)-schema in het DD JGZ. Als dit schema via de welkomstbrief door ouders van een vestigerskind doorgegeven wordt, registreert het RIVM-DVP-regiokantoor dit schema met een voltooide basisimmuniteit in Praeventis. De ouders ontvangen dan geen oproepkaart meer voor een 4e vaccinatie. Kinderen (van moeders die geen maternale DKT-vaccinatie hebben gehad) die zich vestigen tíjdens het opbouwen van de basisimmuniteit volgen het schema dat past bij de startleeftijd van hun vaccinatieserie.
2+1-schema anders dan RVP (Rijksvaccinatieprogramma) in buitenland gevolgd
Soms heeft een kind van 4 jaar of ouder in het buitenland een 2+1-schema voltooid, wat in het land van herkomst wel als basisimmuun geldt, maar volgens het RVP niet. Als ook al één of meer revaccinaties zijn toegediend, kan de jeugdarts besluiten de scholier of tiener toch als basisimmuun te beschouwen. Hierbij geeft de jeugdarts na voltooide (buitenlandse) basisserie, expliciet aan DVP door dat het kind basisimmuun is voor DKTP(-Hib)(-HepB), middels duidelijke vermelding op het formulier Vaccinatiestatus en opdrachtformulier Vestigers of als reactie op een terugkoppeling van DVP over een onjuiste toediening. Na overleg met de medisch adviseur RIVM wordt dit in het dossier in Praeventis aangepast. Dit gaat om uitzonderingen. Kinderen die zich vestigen vóór de toediening van de DKTP- of DTP (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis)-revaccinatie krijgen DKTP-Hib-HepB om de basisimmuniteit te voltooien conform het RVP.
Voor jongere kinderen met een dergelijk schema dat nog niet voltooid is, geldt het RVP: kinderen jonger dan 6 maanden die zich vestigen tijdens het opbouwen van de basisimmuniteit, ronden het schema af volgens het 2-3-5-11(12)-maandenschema aangeboden. Kinderen van 6 maanden of ouder ronden het schema af volgens het T = 0-2-8(9)-maandenschema.
Los poliovaccin
Een kind heeft in het buitenland een 3-dosesschema met (los) vaccin tegen polio voltooid, maar niet volgens het 3-5-11-maandenschema. Het is voldoende voor de opbouw van de basisimmuniteit voor polio als één van de volgende schema’s is gehanteerd:
- voor OPV (oraal poliovaccin): enkele druppels op minstens 3 verschillende tijdstippen met 1 of meer maanden interval was tot voor kort voldoende. de WHO adviseert sinds juni 2022 dat aan deze serie nog 2x IPV toegevoegd moet worden.
- als IPV (inactivated poliovaccin) afwisselend met OPV is toegediend, adviseert de WHO 4 vaccinaties (WHO position paper 2022, Table 2 Summary of WHO Position Papers - Recommended Routine Immunizations for Children, April 2024);
- voor IPV: vaccinatie op tijdstippen t = 0, 1 en 7 maanden;
In Praeventis worden dergelijke schema's niet goedgekeurd voor de basisimmuniteit. Als de jeugdarts echter expliciet aan DVP doorgeeft dat het kind basisimmuun is voor polio na het in het buitenland gevolgde vaccinatieschema (middels bijvoorbeeld duidelijke vermelding bij de vaccinatiestatus of als reactie op een terugkoppeling van DVP over een onjuiste toediening), wordt dit in overleg met de medisch adviseur in het dossier in Praeventis aangepast.
Revaccinatie ter bescherming tegen polio is na een basisserie niet nodig. Zie ook de LCI-richtlijn Polio.
Zie voor meer bijzondere situaties in het vaccinatieschema ook Vragen over maternale DKT-vaccinatie.
7.6 De primaire serie pneuvaccinaties
De eerste pneuvaccinatie wordt gegeven op de leeftijd van 3 maanden (13 weken), samen met de DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB en de tweede rotavirusvaccinatie (Goldblatt 2010, Monge 2018, Palmu 2013). Ook voor pneumokokkenvaccinaties geldt dat later starten (3 maanden) en een groot interval van 2 maanden een betere immuniteit opleveren dan vroeg starten (2 maanden) en een kleiner interval van 1 maand (Spijkerman 2013). De vaccinatie kan vanaf de leeftijd van 6 weken gegeven worden met een absoluut minimum van 4 weken, bijvoorbeeld als er een uitzonderlijke situatie bestaat, zoals een geplande lange reis.
De tweede pneumokokkenvaccinatie wordt op de leeftijd van 5 maanden toegediend, met standaardinterval 2 maanden. Als er een reden is om het interval te verkorten, is het absolute minimuminterval 6 weken. Als het interval nog korter is, dan moet de vaccinatie opnieuw gegeven worden. De te vroeg gegeven vaccinatie wordt niet meegerekend (Gezondheidsraad 2010, Gezondheidsraad 2013). Overleg bij twijfel altijd met de medisch adviseur van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).
In het derde kwartaal van 2024 zal het vaccin dat gebruikt wordt voor de pneumokokken gaan veranderen. Momenteel wordt er gevaccineerd met Synflorix(PCV10), dit wordt Vaxneuvance(PCV15). Dit vaccin beschermt tegen 15 typen pneumokokken in plaats van 10 typen pneumokokken. Door de vaccinaties van de afgelopen jaren komen namelijk de typen waar nu tegen gevaccineerd wordt nauwelijks meer voor en zijn andere typen nu de primaire verwekkers. Met het nieuwe vaccin wordt er ook bescherming geboden aan deze typen. Per 1 september wordt eerst de revaccinatie vervangen door Vaxneuvance. Zie voor meer informatie paragraaf 7.7.
7.7 De DKTP-Hib-HepB- en pneu-revaccinatie
Na de primaire serie van 2 of 3 vaccinaties is het kind voorlopig voldoende beschermd. Er is wat meer speling voor het moment van de revaccinatie. Bij de geboortecohorten t/m 2023 is het interval tussen de primaire serie en de revaccinatie bij voorkeur minimaal 6 maanden. Onderzoek heeft uitgewezen dat het effect van de revaccinatie groter wordt naarmate het kind ouder is. Vanaf geboortecohort 2024 wordt dit interval 7 maanden. Zie addendum Schemawijzigingen 2025. Soms is het wenselijk om dit interval te verkorten. Het absolute minimuminterval is dan 5 maanden. Indicaties hiervoor zijn:
- een kind dat langdurig naar het buitenland gaat en daar moeilijk aan vaccinaties kan komen;
- een kind zonder vaste woon- of verblijfplaats;
- een kind van een moeder die HBsAg-drager is en van wie het onzeker is of het kind de volgende keer, op het gewenste tijdstip, weer op het consultatiebureau komt.
Als het interval korter is dan 5 maanden moet de vaccinatie opnieuw gegeven worden. De nieuwe vaccinatie wordt 6 maanden na de laatste vaccinatie van de primaire serie gepland. De te vroeg gegeven vaccinatie wordt niet meegerekend. Overleg bij twijfel altijd met de medisch adviseur van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).
Vaccinatie tegen pneumokokken zit sinds 2006 in het RVP (Rijksvaccinatieprogramma). Er bestaan ongeveer 90 serotypen van de pneumokokbacterie. Op dit moment worden kinderen gevaccineerd met het vaccin PCV10; deze beschermt tegen 10 serotypen. Op advies van de Gezondheidsraad wordt overgestapt naar een meer valent pneumokokkenvaccin. Het vaccin dat gebruikt gaat worden is het vaccin Vaxneuvance. Dit vaccin is uit de Europese aanbesteding gekomen en beschermt tegen 15 serotypen. Vanaf 1 september 2024 wordt gefaseerd gestart met het aanbieden van het PCV15-vaccin. Er wordt gestart met de revaccinatie bij zuigelingen op de leeftijd van 11-12 maanden. Deze zuigelingen hebben als primaire serie twee doses van het PCV10-vaccin gehad.
Sinds 2011 wordt er gevaccineerd met PCV10. Dit heeft als gevolg dat de serotypen van de PCV10 op dit moment nauwelijks meer voorkomen. Echter, andere serotypen hebben nu die plaats ingenomen en veroorzaken de meeste ziektegevallen, met name 22F en 33F. Deze incidentie is het hoogst bij jonge zuigelingen tot de leeftijd van 11 maanden oud. De serotypen 22F en 33F zitten wel in PCV15. Om zo snel mogelijk groepsimmuniteit op te bouwen en tegelijkertijd de nog aanwezige voorraad PCV10 op te maken, is besloten om gefaseerd over te gaan op PCV15. Vanuit de literatuur lijkt met name de revaccinatie (de derde dosis) het belangrijkst voor groepsimmuniteit (Blyth, Jayasinghe & Andrews 2019).
Naar verwachting is de voorraad PCV10 eind 2024 op. Dan wordt helemaal overgestapt op PCV15. Hiervan zijn, net als bij PCV10, drie doses nodig met dezelfde streefmomenten en minimale intervallen.
Effectiviteit
Vaxneuvance is een 15-valent pneumokokken-conjugaat vaccin dat intramusculair wordt toegediend in drie doses van 0.5ml. Het vaccin is geschikt voor kinderen van 6 weken tot 18 jaar (Vaxneuvance| EMA).
In meerdere gerandomiseerde onderzoeken is de immunogeniciteit van PCV15 onderzocht (Bili 2023, Benfield 2023, Lupinacci 2023). Uit deze onderzoeken blijkt dat de immuunrespons na PCV15 voor de verschillende serotypen voldoende is voor het opbouwen van de basisimmuniteit. Ook als alleen de revaccinatie (dus de derde dosis) met PCV15 werd gegeven, werd een klinisch relevante stijging in antistoffen gezien. Er werden geen nadelige effecten gevonden bij kinderen die gelijktijdig andere vaccinaties toegediend kregen zoals het rotavirusvaccin of de DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB-vaccinatie.
Veiligheid, ervaringen en bijwerkingen
Vaxneuvance is sinds 2021 geregistreerd. Zoals bij alle vaccins die geregistreerd zijn voor gebruik in Nederland is de veiligheid van Vaxneuvance uitgebreid onderzocht en goed bevonden.
Het bijwerkingenprofiel van Vaxneuvance (PCV15) is vergelijkbaar met dat van Synflorix (PCV10) (farmacotherapeutischkompas.nl).
Er zijn verschillende klinische studies die de veiligheid van PCV15 bij kinderen van 6 weken tot en met 15 maanden hebben onderzocht. De meest voorkomende systemische bijwerkingen betroffen prikkelbaarheid, koorts, slaperigheid en verminderde eetlust. De meest voorkomende lokale bijwerkingen betroffen pijn, roodheid, verharding en zwelling op de injectieplaats. Deze bijwerkingen duurden drie dagen of korter (Vaxneuvance)(PDF).
7.8 Start vaccineren vanaf de leeftijd van 6 maanden tot de eerste verjaardag
Bij een start na 6 maanden wordt vrijwel geen bescherming tegen kinkhoest meer verwacht door maternale antistoffen. Een start op oudere leeftijd resulteert echter in het algemeen in een betere immuunrespons. Daarom geldt voor alle zuigelingen die vanaf 6 maanden tot de eerste verjaardag starten met vaccineren een T = 0-2-8(9)-maandenschema (Plotkin 2018, Pichichero 2014). Zie tabel 7b hieronder.
Bij een start op de leeftijd van 6 maanden is de indicatie voor rotavirusvaccinatie vervallen, omdat dit vaccin een maximale toedieningsleeftijd heeft van 23 weken en 6 dagen.
Leeftijd | DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB | Pneu |
---|---|---|
T = 0 mnd** | DKTP-Hib-HepB1 (minimale leeftijd 6 mnd) |
Pneu-1 (min. leeftijd 6 mnd) |
↑ Interval 2 mnd ↓ |
↑ Interval 2 mnd |
|
T = 2 mnd | DKTP-Hib-HepB-2 | Pneu-2 |
↑ Interval 6(7)*** mnd (min 5(6) mnd*) ↓ |
↑ Interval 6(7)*** mnd (min 5(6)*** mnd*) ↓ |
|
T = 8(9)*** mnd | DKTP-Hib-HepB-3 | Pneu-3 |
*Vervroegd vaccineren en/of verkorte intervallen alleen op indicatie. Als er vervroegd gestart is of een verkort interval is gebruikt, dienen de volgende intervallen juist (en niet weer verkort) te zijn.
**T = 0 is moment van eerste vaccinatie.
*** voor geboortecohort 2024 geldt een streefinterval van 7 maanden en een minimuminterval van 6 maanden.
7.9 De BMR- en MenACWY-vaccinatie voor zuigelingen en peuters
Deze vaccinaties worden in de regel op de leeftijd van 14 maanden gegeven met een spreiding van 12 tot 15 maanden. Tijdigheid is van belang in verband met een onverhoopte mazelenepidemie. Als de vaccinaties voor de eerste verjaardag gegeven zijn, dan moeten ze na de leeftijd van 1 jaar opnieuw gegeven worden.
In aanvulling op het reguliere RVP (Rijksvaccinatieprogramma) krijgen asielzoekerskinderen een BMR (Bof, Mazelen en rodehond )-0 op leeftijd van 9 maanden (dit is van belang zolang zij nog geen status hebben) (zie addendum Asielzoekerskinderen en het RVP).
Binnen het RVP mag de BMR-vaccinatie vanaf de leeftijd van 6 maanden gegeven worden als daarvoor een reizigersindicatie of een andere specifieke indicatie bestaat (zie addendum Vaccinaties voor kinderen die reizen naar het buitenland).
BMR-vaccin is een levend verzwakt vaccin. Voor contra-indicaties, zie hoofdstuk 5 Contra-indicaties.
Voor de MenACWY-vaccinatie wordt vanaf 1 augustus 2022 het vaccin MenQuadfi gebruikt. Voor die datum werd het vaccin Nimenrix gebruikt. Beide vaccins zijn geïnactiveerde vaccins. Voor kinderen vanaf de leeftijd van 12 maanden is één dosis (0,5 ml) voldoende voor het bereiken van de basisimmuniteit (Ishola 2015).
Extra MenACWY-vaccinaties voor reizen mogen niet vanuit het RVP worden gegeven. Kinderen met een cochleair implantaat mogen een extra MenACWY-vaccinatie voor de 1e verjaardag en krijgen vanuit het RVP het vaccin Nimenrix. Zie addendum Prematuren en kinderen met specifieke aandoeningen.
7.10 De DKTP-boostervaccinatie voor 4-jarigen
Let op: geboortecohort 2021 is het eerste geboortecohort dat een DKT (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-booster tussen de 5e en 6e verjaardag zal krijgen in plaats van op de leeftijd van 4 jaar. Zie het addendum Schemawijzigingen 2025.
Voor oudere kinderen geldt:
- De uitnodiging voor deze vaccinatie wordt verstuurd in het jaar dat een kind 4 jaar wordt.
- De vaccinatie wordt normaliter rond de leeftijd van 3 jaar en 9 maanden toegediend. Op indicatie mag de vaccinatie vervroegd worden, maar bij voorkeur niet eerder dan op de leeftijd van 3 jaar en 6 maanden. (Het vaccin is geregistreerd voor toediening vanaf de leeftijd van 3 jaar.)
- Als er een DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-(Hib)-(HepB)-vaccinatie is gegeven na de 2e verjaardag, komt de DKTP-boostervaccinatie voor 4-jarigen te vervallen.
Als een kind 6 jaar of ouder is, vervalt de indicatie voor deze boostervaccinatie en komt een kind in aanmerking voor de DTP (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis)-booster voor 9-jarigen. Zie hoofdstuk 10 over inhaalschema’s en de Beslisboom inhaalschema’s Rijksvaccinatieprogramma in paragraaf 10.12.
NB.
Het vaccin Boostrix Polio, dat gebruikt wordt voor deze DKTP-boostervaccinatie voor 4-jarigen, is alleen geregistreerd als booster en dus niet geschikt voor gebruik bij kinderen die nog bezig zijn met het opbouwen van basisimmuniteit.
NB.
In de vaccinatieplanning in het DD JGZ (Jeugdgezondheidszorg) staat dat de DKTP-booster als een DKTP-booster geïndiceerd is. Dit staat ook op de kaart die ouders ontvangen bij de uitnodiging. Als er in de planning alleen DKTP staat, dan is het kind (mogelijk) nog niet basisimmuun en is een DKTP-vaccin geïndiceerd dat geschikt is voor de opbouw van de basisimmuniteit. Op dit moment is dat in het RVP (Rijksvaccinatieprogramma) Vaxelis. Het kan ook zijn dat een kind een 3-5-11(12)-schema heeft gevolgd, maar dat dit niet goed geregistreerd is.
Geboortecohort 2021
In 2021 heeft de Gezondheidsraad het advies uitgebracht om de DKTP-booster voor 4-jarigen te veranderen in een DKT-booster tussen de 5e en 6e verjaardag. Het geboortecohort van 2021 is het startcohort voor deze wijziging. De DKTP-booster wordt vaak rond de leeftijd van 3 jaar en 9 maanden gegeven. Kinderen met geboortejaar 2021 zullen daarom in 2024 niet meer deze booster ontvangen. Vanaf september 2024 zal dit voor de eerste kinderen gaan gelden. De ouders van deze kinderen ontvangen van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) in plaats van de standaardoproep voor de DKTP-vaccinatie een vervangende brief. Hierin wordt uitgelegd dat hun kind door de schemawijzigingen geen DKTP-vaccinatie zal ontvangen, maar een DKT-vaccinatie tussen 5e en 6e verjaardag samen met de BMR2.
Bijzondere situatie
Er is per ongeluk een DKT (Boostrix) gegeven in plaats van een DKTP (Boostrix Polio) aan een kind van 4 jaar
Dit is niet het correcte vaccin en het zal worden teruggekoppeld aan de JGZ. Het toedienen van niet-geïndiceerd vaccin moet intern besproken worden om herhaling te voorkomen. Samen met de ouders moet een afweging gemaakt worden of de juiste vaccinatie (DKTP-booster) alsnog moet worden toegediend aan het kind:
- De gemiste poliovaccinatie is niet vereist voor bescherming tegen polio op de lange termijn. Bij de schemawijziging zal de 4-jarigen DKTP worden vervangen door een DKT tussen de 5e en 6e verjaardag.
- Bespreek wat de reisplannen de komende jaren zijn. Bij reizen naar landen waar polio nog voorkomt, is aanvullende poliovaccinatie nodig. Bij reizen naar landen waar polio nog voorkomt (zie LCR.nl) kan alsnog de DKTP uit het RVP gegeven worden of kan op eigen kosten een losse poliovaccinatie bij het reizigersvaccinatiebureau gegeven worden.
7.11 De DTP-booster en de tweede BMR-vaccinatie voor 9-jarigen
De uitnodiging voor deze vaccinaties wordt verstuurd in het jaar dat een kind 9 jaar wordt. De vaccinaties worden meestal tijdens een zogenaamde groepsvaccinatie gegeven. Het moment daarvan wordt door de JGZ (Jeugdgezondheidszorg)-organisatie bepaald in overleg met het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-regiokantoor. Om te zorgen dat ieder kind voldoende mogelijkheid heeft voor vaccinatie, moet deze minimaal twee keer per jaar op een goed bereikbare plaats aangeboden worden. Daarnaast moeten er mogelijkheden zijn voor individuele inhaalvaccinatie. Als de JGZ-organisatie de vaccinaties kleinschalig door het hele jaar heen aanbiedt op verschillende plaatsen in het werkgebied, moet ook ieder kind een inhaalmoment aangeboden krijgen in hetzelfde kalenderjaar. Als er een D(K)TP-Hib)-(HepB)-vaccinatie is gegeven na de 6e verjaardag, komt de DTP (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis)-boostervaccinatie voor 9-jarigen te vervallen.
De tweede BMR (Bof, Mazelen en rodehond )-vaccinatie biedt een tweede kans voor opbouw van antistoffen en mag op indicatie, zoals een uitzetting of emigratie, eerder worden toegediend dan op 9-jarige leeftijd. Het minimuminterval tussen BMR1 en BMR2 is 28 dagen.
Op 14-jarige leeftijd wordt vervolgens bij de uitnodiging voor de MenACWY-vaccinatie nog eenmaal een extra herinnering gestuurd voor RVP (Rijksvaccinatieprogramma)-vaccinaties die volgens het RIVM registratiesysteem gemist zijn.
Bijzondere situatie
Als een kind, buiten het RVP, alleen DTP-vaccinaties heeft gehad, dus nooit een DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-(Hib)-(HepB), wordt de DTP-revaccinatie gedoogd en volgt er vanuit RIVM-DVP geen terugkoppeling op deze onterechte DTP. ‘Alle’ kinderen krijgen immers een DTP. Daarom mogen deze kinderen een laatste DTP-vaccinatie binnen het RVP ontvangen.
7.12 De HPV-vaccinatie
Vanaf begin 2022 is de HPV (Humaan Papillomavirus )-vaccinatie aan zowel meisjes als jongens aangeboden in het jaar waarin zij 10 worden. Daarnaast wordt er op 14-jarige leeftijd bij de tiener MenACWY-vaccinatie ‘geveegd’ voor HPV en eventuele andere RVP (Rijksvaccinatieprogramma)-vaccinaties die gemist zijn. De HPV-vaccinatie kan gecombineerd worden met de MenACWY-vaccinatie en andere nog ontbrekende RVP-vaccinaties. Het vaccinatieschema bestaat uit 2 doses. In principe wordt de volledige serie van 2 HPV-vaccinaties afgerond binnen 6 tot 12 maanden nadat met de eerste vaccinatie is gestart. Als de jongere/ouders niet reageren op de eerste uitnodiging, ontvangen zij na een half jaar nog éénmaal een uitnodiging. Als de jongere dan wel gevaccineerd wordt en deze vaccinatie wordt met persoonsgegevens geregistreerd bij het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) (zie RVP-richtlijn Informed consent-procedure), volgt een half jaar later een uitnodiging voor de volgende vaccinatie.
Voor alle leeftijden geldt een T = 0-6-maandenschema. Jongeren die 2 vaccinaties ontvangen hebben met een interval kleiner dan 150 dagen, komen in aanmerking voor een 3e dosis volgens een T = 0-1-6-maandenschema. De vaccinatieschema’s met intervallen staan hieronder in tabel 7c.
Moment |
Alle leeftijden |
Mensen ooit gestart met 0-1-6-schema of immuungecompromitteerde mensen of mensen met hiv |
---|---|---|
T = 0* |
HPV1 |
HPV1 |
Interval 6 maanden |
Interval 1 maand (min: 3 weken = 21 dagen**) |
|
T = 1 maand |
HPV2 | |
Interval 5 maanden (min: 4 maanden = 120 dagen**) | ||
T = 6 maanden | HPV2 | HPV3 |
*T = 0 is het moment van 1e vaccinatie.
**Verkorte intervallen alleen in uitzonderingsgevallen. Gebruik bij voorkeur de streefintervallen voor een optimale werking.
De Gezondheidsraad beoordeelde (in haar advies uit 2022) dat 2 doses HPV-vaccinatie met een 0‑6-maandenschema ook voor mensen vanaf 15 jaar voldoende bescherming biedt. Echter, Cervarix is vanaf de leeftijd van 15 jaar geregistreerd voor 3 doses met een T = 0-1-6-maandenschema. Officieel is een 2-dosesschema daarmee off-label (gebruik van een geneesmiddel buiten de geregistreerde toepassing), maar dat wordt overstemd door deze landelijke richtlijn. Het is daarom niet nodig om informed consent voor het toedienen van de vaccinatie te verkrijgen en een artsenverklaring in te vullen.
Het is niet de bedoeling om op verzoek van de burger alsnog 3 doses toe te dienen. Er is voldoende wetenschappelijke onderbouwing dat een 2-dosesschema genoeg bescherming biedt, behalve bij bijzondere groepen.
Eventuele extra vaccinatie:
- Zie paragraaf Kinderen, jongeren en zwangeren onder behandeling van een specialist voor algemene informatie.
- Immuungecompromitteerde personen en personen met hiv komen wat de HPV-vaccinatie betreft in aanmerking voor een 3-dosesschema (T = 0-1-6-maandenschema) in lijn met het advies van de WHO en de JCVI.
- Bepaalde immuungemedieerde aandoeningen zijn, onafhankelijk van medicijngebruik, een indicatie voor een 3-dosesschema. Het betreft systemische lupus erythematodes (SLE) en inflammatory bowel disease (IBD). Zie voor meer informatie de LCI-handleiding Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.
7.13 De MenACWY-vaccinatie voor tieners
De MenACWY wordt door de JGZ (Jeugdgezondheidszorg)-organisatie aangeboden in het kalenderjaar waarin een tiener 14 jaar wordt. Als de tiener/ouders niet reageren op de eerste uitnodiging, ontvangen zij een half jaar na de eerste uitnodiging een herhaalde uitnodiging. Voor deze leeftijdsgroep wordt het vaccin Nimenrix gebruikt.
Bij de uitnodiging voor de MenACWY-vaccinatie wordt nog eenmaal een extra herinnering gestuurd voor RVP (Rijksvaccinatieprogramma)-vaccinaties die volgens het registratiesysteem van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) gemist zijn.
NB. Let op en check informed consent.