Postnataal
Baby’s van moeders die hepatitis B-drager zijn, hebben een verhoogd risico om ook hepatitis B-drager te worden. Deze baby’s krijgen direct na de geboorte hepatitis B-immunoglobuline en een hepatitis B-vaccinatie (dit noemen we ook wel de HepB-0-vaccinatie). Deze HepB-0-vaccinatie moet uiterlijk binnen 48 uur gegeven zijn. Zie ook het draaiboek PSIE.
Op het consultatiebureau
Op het consultatiebureau wordt het combinatievaccin DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB gegeven, net zoals aan alle andere kinderen in Nederland. Tijdigheid is hierbij van groot belang. Deze eerste vaccinatie moet gegeven worden als de baby 6, 7, 8 of 9 weken oud is. De vaccinaties worden op de leeftijd van 2-3-5-11(12)* maanden toegediend (volgens T = 0-1-3-9(10)*-maandenschema bij een latere start). Baby’s van moeders die hepatitis B-drager zijn, krijgen dus in totaal vijf hepatitis B-vaccinaties aangeboden (eenmaal HepB-0 en viermaal DKTP-Hib-HepB).
Let op: Hep B-dragerschap bij de moeder is dus een indicatie voor het volgen van het ‘aangepaste schema’, met een vroege start bij 6-9 weken. Deze indicatie kan bij anamnese bij het eerste CB-bezoek gemakkelijk worden gemist. DVP stuurt daarom na de geboorte van een kind van een moeder met chronische hepatitis B een brief naar de JGZ (Jeugdgezondheidszorg) om de JGZ te informeren. De JGZ moet ervoor zorgen dat dit goed in het dossier van het kind komt te staan, zodat bij deze kinderen bij het eerste CB-bezoek altijd het aangepaste schema (T = 0-1-3-9(10)-maandenschema) wordt geïndiceerd.
*geboortecohort 2024, zie hoofdstuk 7 en addendum Schemawijzigingen 2025
Serologische controle HBsAg en anti-HBs
Bij baby’s van moeders die hepatitis B-drager zijn wordt via de huisarts serologisch onderzoek gedaan, bij voorkeur 4-6 weken na de laatste DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB-vaccinatie, om te controleren of er ondanks vaccinatie een hepatitis B-infectie is opgetreden (HbsAg positief) en of de vaccinaties voldoende bescherming hebben gegeven tegen hepatitis B (anti-HBs ≥ 10 IE/l) (zie LCI-richtlijn hepatitis B). Als de periode van 4-6 weken is verstreken, dient het onderzoek zo spoedig mogelijk plaats te vinden. Na de laatste hepatitis B-vaccinatie informeert de JGZ (Jeugdgezondheidszorg) de ouders over de serologische controle en geeft een verwijsbrief mee voor de huisarts. Als ouders toestemming hebben gegeven voor de uitwisseling van vaccinatiegegevens met persoonsgegevens, stuurt het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-DVP-regiokantoor van tevoren een herinnering naar de JGZ samen met twee informatiebladen, één voor de ouders en één voor de huisarts, inclusief een antwoordformulier voor de huisarts. De huisarts zal het antwoordformulier na serologische controle terugsturen naar de JGZ. Na verwerking moet deze doorgestuurd worden naar het RIVM-DVP-regiokantoor voor monitoring van het programma en het eventueel opnieuw uitnodigen voor aanvullende vaccinaties. In geval van dragerschap wordt het kind via de huisarts verwezen naar een gespecialiseerd kinderarts. Als bij onvoldoende bescherming dragerschap is uitgesloten, worden drie extra hepatitis B-vaccinaties gepland in een T = 0-1-2-maandenschema. De JGZ verwijst na een aanvullende vaccinatieserie nogmaals naar de huisarts voor een serologische controle.
Huisartsbezoek en de terugkoppeling van de huisarts naar de JGZ vereisen extra aandacht van de verantwoordelijke jeugdarts. Hoewel de huisarts het meest logische aanspreekpunt is voor de uitvoering van de controles, kan de jeugdarts ook samenwerking met de afdeling Infectieziektebestrijding van de GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) zoeken. De afdeling Infectieziektebestrijding heeft vaak zelf mogelijkheden voor het uitvoeren van de controles. Ze hebben de expertise, ervaring en ze hebben er belang bij om deze kinderen in beeld te krijgen voor de uitvoer van hun Wpg-taken.