Reizen naar verre en/of tropische bestemmingen
Advisering over reizen naar verre en/of tropische bestemmingen is een specialistische geneeskundige taak. Hiervoor kunnen ouders terecht bij de GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) afdeling Reizigersadvisering, een gecertificeerd vaccinatiebureau of hun huisarts als die daarin gespecialiseerd is (zie www.lcr.nl). Deskundig reizigersadvies betekent voor het kind, de ouders en overige gezinsleden advisering over de omgang met het kind in de bijzondere reisomstandigheden, eventuele extra vaccinaties en/of (malaria)medicatie.
Vervoegde BMR-vaccinatie
Kinderen tussen ongeveer 6 en 14 maanden zijn niet beschermd tegen een mazeleninfectie. Zij hebben geen of weinig antistoffen meer van de moeder en zijn nog niet beschermd door vaccinatie.
Dat is in Nederland normaal gesproken geen probleem, omdat er haast geen mazelenvirus circuleert. Als een kind in deze leeftijd op reis gaat naar een land waar mazelen nog veel voorkomt, wordt geadviseerd een extra BMR (Bof, mazelen, rodehond)-vaccinatie (zie BMR-landenlijst) te geven.
Deze vervroegde BMR-vaccinatie is niet nodig voor reizen naar:
- bestemmingen binnen Europa (en Turkije), behalve bij een reis naar Roemenië, Oekraïne of Noord-Macedonië;
- landen van het Amerikaanse continent m.u.v. Haïti, Venezuela en Brazilië en de grensgebieden van Venezuela;
- Australië en Nieuw-Zeeland.
Tenzij daar regionaal een uitbraak van mazelen is. In dat geval komt er een bericht in het RVP (Rijksvaccinatieprogramma)-nieuws en op de website van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) met exacte informatie over wie in aanmerking komt voor vervroegde BMR-vaccinatie.
De vervroegde BMR-vaccinatie mag ook op het consultatiebureau worden gegeven. Zie hieronder voor informatie over actuele uitbraken. De vervroegde BMR-vaccinatie kan vanaf de leeftijd van 6 maanden gegeven worden. Indien de vervroegde BMR-vaccinatie vóór de 1e verjaardag is gegeven, moet de vaccinatie opnieuw gegeven worden op de leeftijd van 14 maanden.
Kijk voor de noodzaak van een vervroegde BMR-vaccinatie of reisadviezen op de BMR-landenlijst.
Belangrijk is dan wel dat er geen interactie is met een vaccinatie tegen gele koorts (levend vaccin). Tussen de vaccinatie tegen gele koorts en de BMR-vaccinatie wordt een interval van minimaal 28 dagen geadviseerd. BMR en gelekoortsvaccin worden bij voorkeur niet gelijktijdig toegediend. Na gelijktijdige toediening is geen levenslange bescherming gegarandeerd tegen gele koorts, maar is revaccinatie nodig bij een volgende reis (zie LCI-richtlijn Gele koorts).
Actueel
Door een afname van de vaccinatiegraad in diverse landen komen mazelenuitbraken regelmatig voor. Actuele informatie hierover en het vaccinatieadvies staat op de pagina BMR-vaccinatie bij 14 maanden, 9 jaar | Rijksvaccinatieprogramma.nl.
Effectiviteit van de vervroegde BMR-vaccinatie
Het geven van een vervroegde BMR (Bof, mazelen, rodehond) is effectief (Aaby 1993, Hutchins 2001, Markowitz 1990, Porter 1990, Shasby 1977, De Serres 1996, Kaninda 1998, Woudenberg 2017). De leeftijd waarop de eerste mazelenvaccinatie wordt gegeven is wel van invloed op de antistofrespons (De Serres 2012, Gans 2003, Gans 2001, Gans 1998, Stetler 1986, Wilkins 1979, Markowitz 1992, Murphy 1984). Op langere termijn is de bescherming mogelijk minder goed na een vervroegde BMR. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de rijping van het afweersysteem en de aanwezigheid van moederlijke antistoffen. De humorale immuunrespons is (zowel qua antistofconcentratie als qua neutraliserend vermogen) lager wanneer de vervroegde BMR wordt toegediend op 6 maanden vergeleken met toediening op 12 maanden. Dit effect van de vervroegde BMR verdwijnt niet na een herhalings-BMR. Er is wel een duidelijk boostereffect te zien, maar minder dan bij kinderen die geen vervroegde BMR gehad hebben. Dat komt waarschijnlijk omdat het immuunsysteem van een kind van 6 maanden nog minder goed ontwikkeld is. Bij een vervroegde vaccinatie op 9 maanden is bovenstaand effect minder en is het vooral afhankelijk van de aanwezigheid van maternale antistoffen. De vervroegde BMR heeft een minder negatief effect op de cellulaire (T cel-) immuniteit tegen mazelen (Gans 2013, Bautista-Lopez 2000). Zie ook de LCI-richtlijn Mazelen en het LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-document Afweging BMR-vaccinatie gegeven voor de leeftijd van 14 maanden.
Tot op heden zijn er geen studies over vaccinatie op zeer jonge leeftijd waarin de in het bloed gemeten afweerreactie wordt gerelateerd aan de klinische bescherming tegen mazelen. Daardoor is de betekenis van de lagere antistofrespons na een eerste BMR-vaccinatie op de leeftijd van 6 maanden voor de bescherming later in het leven niet goed te duiden. Het klinisch beeld van mazelen na vaccinatie is wel veel milder dan van mazelen in de ongevaccineerden (De Serres 2013).
Voor kinderen met een hoog risico op blootstelling aan mazelen weegt het positieve aspect van snelle bescherming op tegen het negatieve aspect van mogelijk lagere antistoftiters tegen mazelen op de langere termijn. Maar als er geen direct risico is om mazelen op te lopen, geeft vaccinatie op de leeftijd van 14 maanden optimale bescherming.