Door naar volgend hoofdstuk

1.1 Inleiding

Voor u ligt de professionele RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma)-richtlijn Uitvoering Rijksvaccinatieprogramma (RVP) 2025. De informatie is tot stand gekomen op basis van rapporten van de Gezondheidsraad, de bijsluiters van de betreffende vaccins, recente publicaties en Vaccines (Plotkin 2018). Deze RVP-richtlijn wordt jaarlijks uitgebracht. Tussentijdse wijzigingen worden kenbaar gemaakt via RVP Nieuws. Op de website staat steeds de actuele versie.

De professionele richtlijn is geautoriseerd door professionals (jeugdartsen, kinderartsen en jeugdverpleegkundigen), brancheorganisaties en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Deze richtlijn wordt als zodanig genoemd in de Wet publieke gezondheid en de Algemene Maatregel van Bestuur. Daarin staat vermeld dat de professionele richtlijn RVP door de beroepsgroepen en het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) samen wordt vastgesteld. De richtlijn is opgesteld door het RIVM onder leiding van de medisch adviseurs RIVM met aandachtsgebied RVP. Randvoorwaardelijke toetsing vond plaats in het Landelijk RVP-Overleg door ActiZ, GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio), IGJ, Lareb en het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De koepels ActiZ en GGD GHOR Nederland organiseren een inspraakronde onder jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen. De andere afgevaardigden zijn zelf verantwoordelijk voor het regelen van afstemming met hun eigen achterban. Het definitieve concept is vervolgens in het Landelijk RVP-Overleg voorgelegd aan de vertegenwoordigers van de beroepsgroepen voor inhoudelijke instemming. De vast betrokken beroepsverenigingen en organisaties zijn:

  • AJN (Jeugdartsen Nederland)
  • V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland)
  • NVDA (Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten)
  • NVK (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde)
  • Bijwerkingencentrum Lareb
  • KNOV (Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen)

In deze richtlijn staan de kaders voor de uitvoering van het RVP in 2025 en de medische informatie over de uitvoering.

De onderwerpen in de addenda zijn van tijdelijke aard of kunnen het beste compact in een document beschreven worden dan over de hoofstukken verdeeld (bijv. asielzoekers, baby’s van HepB-dragers en prematuren met verwijzing naar de richtlijn over prematuren met achtergrondinformatie). Momenteel zijn er richtlijnen gerealiseerd over informed consent, vaccinbeheer, infectieziektebestrijding, vaccineren in Caribisch Nederland, deskundigheid uitvoerenden RVP en het vaccineren van prematuren.

Het Rijksvaccinatieprogramma heeft als doel door middel van vaccinatie de bevolking te beschermen tegen een aantal gevaarlijke infectieziekten. Door het vrijwillig, kosteloos en laagdrempelig aanbieden van vaccinaties via een betrouwbare en professionele organisatie wordt een hoge vaccinatiegraad nagestreefd. Voor de meeste infectieziekten wordt groepsimmuniteit bereikt, wat zorgt voor verminderde circulatie van pathogenen. Daarmee wordt ook de niet-gevaccineerde bevolking beschermd en wordt voldaan aan internationale eisen voor uitroeiing van polio (wereldwijd) en de eliminatie van rodehond en mazelen  (uit een populatie) (WHO 2010).

1.2 Belangrijkste inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van versie 2024

  1. In de inleiding staat een nieuwe werkwijze beschreven voor de achterbanraadpleging van deze richtlijn.
  2. Op basis van het advies uit 2022 van de Gezondheidsraad, en met inachtneming van medische en organisatorische overwegingen, zijn er in het schema vanaf 2025 vier vaccinatiemomenten die verschuiven:
    • De revaccinatie van de DKTP Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis )-Hib-HepB en pneumokokken verschuift van 11 naar 12 maanden.
    • De DKTP-booster wordt een DKT Difterie Kinkhoest en Tetanus (Difterie Kinkhoest en Tetanus )-booster en verschuift van 4 naar 5 jaar (tussen de 5e en 6e verjaardag).
    • De BMR2 verschuift van 9 naar rond de 3 jaar (tussen leeftijd 2,5 en 3,5 jaar (zie ook paragraaf 7.10 voor een specificatie van de bandbreedte)).
    • De DTP Difterie, Tetanus en Poliomyelitis (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis)-booster verschuift van 9 naar 14 jaar.

      Deze wijzigingen zijn doorgevoerd in de gehele richtlijn waar dat relevant is.  
       
  3. In paragraaf 5.2 is nirsevimab toegevoegd als monoklonaal immunoglobuline tegen het RS-virus (RSV Respiratoir Syncytieel Virus (Respiratoir Syncytieel Virus )).
  4. De tabel Stollingsstoornissen in hoofdstuk 5.2  is aangepast, conform de richtlijn COVID-19-vaccinatie en in lijn gebracht met de preparaatteksten van DOAC bij het Farmacotherapeutisch kompas. Na intramusculaire vaccinatie onder DOAC wordt geadviseerd minimaal 2 minuten af te drukken, ongeacht het interval tussen DOAC en vaccinatie mits vaccinvolume kleiner of gelijk is aan 1 ml.
  5. Met ingang van 2025 gaat er een wijziging in met betrekking tot het te hanteren minimuminterval bij een te vroeg gegeven vaccinatie in een serie. Voor alle vaccinaties in een serie geldt dan dat bij een te vroeg gegeven vaccinatie een extra vaccinatie wordt gepland met een streefinterval vanaf de te vroeg gegeven vaccinatie. Dit staat beschreven in hoofdstuk 7 en hoofdstuk 10.
  6. In paragraaf 7.5 is beschreven wat de vereisten zijn voor de opbouw van basisimmuniteit tegen polio bij kinderen die in het buitenland gevaccineerd zijn met het orale poliovaccin.
  7. In paragraaf 7.6 is opgenomen dat met ingang van 2025 voor de pneumokokkenvaccinatie volledig worden overgegaan op Vaxneuvance (PCV15).
  8. In paragraaf 7.5 staat onder ‘Bijzondere situaties’ dat het vaccinatieschema na een doorgemaakte kinkhoestinfectie in principe niet verandert.
  9. De tweede BMR Bof, Mazelen en rodehond (Bof, Mazelen en rodehond )-vaccinatie biedt een tweede kans voor opbouw van antistoffen en is met name bedoeld om primair vaccinfalen te ondervangen van de BMR1. De ‘setpoint’ van de immuniteit wordt met name door de eerste prik bepaald en de afname (waning) van antistoffen wordt weinig beïnvloed door volgende BMR-vaccinaties. Onderzoek laat echter zien dat kinderen die wel goed gereageerd hebben op de eerste BMR ook baat hebben bij een tweede BMR. De tweede vaccinatie geeft een verbetering (boosting) van de onderliggende cellulaire immuniteit. Hiermee wordt de duur van bescherming verlengd. Iets wat op individueel niveau wel verschillen (Davidkin 1998, Mollema 2013, Kaaijk 2020). Dit is toegevoegd aan paragraaf 7.10.
  10. In paragraaf 7.13 is benadrukt dat een kind meerdere vaccinatiemomenten binnen één jaar aangeboden moet krijgen. Voor de BMR2-vaccinatie, met een streefleeftijd tussen 2,5 en 3,5 jaar, en de DKT(P)-vaccinatie, met een streefleeftijd tussen de 5e en 6e verjaardag, moet binnen één jaar na het bereiken van het begin van de streefleeftijd minstens twee keer een passend vaccinatieaanbod worden gedaan.  Voor de HPV Humaan Papillomavirus (Humaan Papillomavirus )-vaccinatie, die wordt aangeboden in het jaar waarin een kind 10 jaar wordt, en de MenACWY-vaccinatie, die wordt aangeboden in het jaar waarin een kind 14 jaar wordt, moet er minimaal twee keer per kalenderjaar een passend vaccinatieaanbod worden gedaan. De inhaal BMR2 moet ook minimaal twee keer per kalenderjaar worden aangeboden. Dit is opgenomen in paragraaf 7.10.
  11. In hoofdstuk 10 is vastgelegd dat vanaf 1 januari 2025 de actuele vaccinatietoestand leidend is bij het bepalen voor welke vervolgvaccinaties het kind in aanmerking komt.
  12. Indien er een medische contra-indicatie bestaat, dient dit door de JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg) doorgegeven te worden, zodat het in Praeventis geregistreerd wordt en de ouders geen herinneringsoproepen meer ontvangen. De ouders ontvangen een brief ter bevestiging. Als het om een rotavirusvaccinatie gaat, wordt er géén brief naar de ouders gestuurd, omdat het kind vrijwel altijd te oud zal zijn voor deze vaccinatie op het moment dat het medisch bezwaar is vervallen. Dit staat vermeld in paragraaf 12.9 en in het addendum over rotavirusvaccinatie in paragraaf 12.
  13. Met ingang van 2025 zullen er geen vaccinatiekaarten (oproepkaarten) meer worden gebruikt. De tekst in de richtlijn is hierop aangepast. 
  14. De schemawijzigingen hebben effect op de momenten waarop uitnodigingsbrieven worden verstuurd en veegmomenten plaatsvinden. De actuele momenten staan beschreven in hoofdstuk 12.
  15. Kinderen die in 2024 in aanmerking kwamen voor een DKTP-vaccinatie op 4-jarige leeftijd of voor een BMR2- en/of DTP-vaccinatie op 9-jarige leeftijd, maar deze hebben gemist, ontvangen in 2025 een herinneringsuitnodiging voor de desbetreffende vaccinatie(s), tenzij ze hiervoor al in 2024 een herinnering hebben gehad. Dit is opgenomen in hoofdstuk 10 en hoofdstuk 12.
  16. Het addendum over de rotavirusvaccinatie is geactualiseerd na overleg met de voorzitter van de NVMM, met experts op het gebied van virologie en infectiepreventie uit diverse UMC Universitair Medisch Centrum (Universitair Medisch Centrum)’s en de werkgroep neonatale infectieziekten van de NVK. De wijzigen hebben een aparte richtlijn voor de kinderartsen overbodig gemaakt. De belangrijkste wijziging is het vaccinatiebeleid op de NICU: bij toediening van rotavirusvaccin aan een kind dat op de NICU ligt, zijn standaard hygiënemaatregelen voldoende. Voorheen werd contactisolatie toegepast. Dit beleid is echter met ingang van deze update gewijzigd. Het risico op fecaal-orale transmissie na het verwisselen van een luier is verwaarloosbaar klein, bij het correct toepassen van handhygiëne en eventueel gebruik van handschoenen (afhankelijk van lokaal protocol ziekenhuis). Transmissie van het rotavirusvaccin op de NICU is dan ook niet beschreven (Sicard 2019). Nu de contactisolatie op de NICU is vervallen, is er om die reden geen uitstel van vaccinatie (naar 11 weken) meer nodig. De eerste vaccinatie kan zoals bij alle zuigelingen vanaf de leeftijd van 6 weken (geboortedag = dag 0) toegediend worden. Andere wijzigingen of verduidelijkingen zijn o.a.:
    • Voor kinderen die behandeld zijn met dexamethason voor de indicatie BPD volgens het doseerschema van het Kinderformularium (lang of kort) geldt dat dit geen relatieve contra-indicatie is.
    • Een doorgemaakte Necrotiserende Enterocolitis (NEC) is een reden om deze kinderen wel te vaccineren.
    • Maternaal gebruik van een immunosuppressief biological tijdens de  zwangerschap, waarbij er sprake is van trans-placentaire overdracht naar het kind, is in principe een contra-indicatie. Een spiegelbepaling bij de zuigeling is bij het gebruik van biologicals níet geïndiceerd.
    • Maternaal  gebruik van een combinatie van 2 of meer afweerremmende middelen tijdens de zwangerschap is een contra-indicatie omdat er te weinig bekend is over het effect hiervan.
    • Er is nog iets meer benadrukt dat bij spugen direct na de toediening het toedienen van een vervangende dosis in de meeste gevallen niet nodig is. Er is slechts een klein deel nodig voor een goede immuunrespons.
  17. Het addendum Schemawijzigingen 2025 is aangepast in een addendum Achtergrondinformatie schemawijzigingen 2025, waarin een toelichting wordt gegeven op de schemawijzigingen die per 2025 zijn ingegaan.

1.3 Versiebeheer

  • 26 november 2024: Vastgesteld in het Landelijk RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma)-Overleg