Pneumokokkenvaccins zijn in Europa vanaf 2001 goedgekeurd. Het eerste vaccin was gericht tegen 7 typen pneumokokken. Dat is in Nederland van 2006 tot 2011 gebruikt. Daarna is in het Rijksvaccinactieprogramma (RVP (Rijksvaccinatieprogramma)) gebruikgemaakt van een vaccin dat beschermt tegen 10 typen. In 2023 adviseerde de Gezondheidsraad dat een ander vaccin met een nog bredere dekking gebruikt moet gaan worden. Op deze pagina leest u meer over de veiligheid en hoe goed de pneumokokkenvaccins werken.
Hoe goed het vaccin werkt
Er zijn ongeveer 90 typen pneumokokken. Veel daarvan zitten op je neusslijmvlies zonder dat je daar iets van merkt. Vaccinatie beschermt alleen tegen de typen die in het vaccin zitten en zorgt ervoor dat je er niet meer ziek van wordt. Helaas nemen andere pneumokokken dan deels die plek in. Dankzij de vaccinatie zien we bij kinderen een grote daling van ziekte die komt door de typen in het vaccin. Maar tegelijk zien we een stijging van ziekte door pneumokokken die niet in het vaccin zitten. Dit onderzoek(Immink et al., 2023 (Immink, Kemmeren, Broeders, Bekker, de Melker, Sanders, van der Maas, Reactogenicity and safety of second trimester maternal tetanus, diphtheria and acellular pertussis vaccination in the Netherlands (2023)) ) laat ook zien dat groepen die zelf niet gevaccineerd worden, deels beschermd worden door de vaccinatie van kinderen. Dit noemen we groepsbescherming.
Veiligheid en bijwerkingen
Naast het vaccin in het RVP (Rijksvaccinatieprogramma) zijn er nog andere pneumokokkenvaccins op de markt. Wereldwijd worden deze aan miljoenen kinderen gegeven. Pneumokokkenvaccins worden al meer dan 20 jaar gebruikt. Er is dus al veel bekend over de veiligheid van deze vaccins op lange termijn.
De pneumokokkenvaccinatie wordt in Nederland tegelijk met de DKTP-Hib-HepB-prik gegeven. In 2011 is het pneumokokkenvaccin veranderd van het vaccin tegen 7 typen naar het vaccin tegen 10 typen. Ook is in 2011 de
DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis
)-Hib-prik uitgebreid met hepatitus B. Bij deze veranderingen is gekeken of er hierdoor meer kans was op bijwerkingen (Kemmeren et al., 2017 (Kemmeren, van der Maas, de Melker, Comparison of the tolerability of newly introduced childhood vaccines in the Netherlands (2017))
).
De veranderingen zorgden na de 1e vaccinaties voor meer kans op bijwerkingen op de plek van de prik: van 29% vóór de veranderingen tot 42% erna. De stijging was veel minder groot na de 2e, 3e en 4e prikken. (In 2011 kregen alle kinderen nog prikken bij 2, 3, 4 en 11 maanden, in plaats van bij 3, 5, en 11 maanden.)
Als algemene bijwerkingen werden vooral koorts, huilen, niet goed drinken en spugen genoemd. Deze kwamen ook het vaakst voor na de 1e vaccinaties. Bij de vervolgprikken was er geen verschil in algemene bijwerkingen vóór of na de veranderingen. Koorts kwam minder vaak voor bij de 2e en 3e vaccinaties, maar weer vaker bij de 4e vaccinaties.
Onderzoek bijwerkingen
In Nederland onderzoekt Bijwerkingencentrum Lareb de bijwerkingen baby’s krijgen na een prik. Hun ouders krijgen een uitnodiging om de bijwerkingen na de DKTP-Hib-HepB en pneumokokkenvaccinaties op te schrijven. Aan hen wordt dan ook gevraagd een vragenlijst in te vullen over de bijwerkingen van de BMR (Bof, Mazelen en rodehond )- en MenACWY-prik op de peuterleeftijd en de DKTP-vaccinatie op de kleuterleeftijd. Zo onderzoekt Lareb hoe vaak bijwerkingen voorkomen en hoe groot de kans is dat kinderen bijwerkingen hebben na verschillende vaccinaties.
Meldingen bijwerkingen
Je kunt mogelijke bijwerkingen melden bij het Lareb. De meldingen van mogelijke bijwerkingen na DKTP-Hib-HepB-vaccinatie worden beschreven in het jaarlijkse rapport van Lareb over bijwerkingen na RVP-vaccinaties.