Wat is mazelen?

Mazelen wordt veroorzaakt door een virus. Dit virus is zeer besmettelijk en wordt via de lucht, door hoesten en niezen, van mens op mens overgedragen. Een kind kan bijvoorbeeld besmet raken door een klasgenoot met mazelen. Of je raakt besmet door langs iemand te lopen in de supermarkt die besmet is. Je kunt mazelen oplopen als je geen mazelen gehad hebt of niet tegen mazelen ingeënt bent. Heel soms krijgt iemand die is ingeënt, toch mazelen. Je wordt dan meestal wel minder ziek. Via het Rijksvaccinatieprogramma krijgen kinderen 2 inentingen tegen mazelen, met 14 maanden en op 9-jarige leeftijd.

Verschijnselen van mazelen

Illustratie van kind met mazelen

Als je met het mazelenvirus besmet raakt, word je bijna altijd na 1 tot 2 weken ziek. Vaak begint de ziekte met verkoudheid en koorts. Daarna krijg je uitslag, de bekende rode vlekjes in het gezicht en op het lichaam. Je voelt je meestal flink ziek en je kunt hoge koorts krijgen. Mazelen gaat meestal na 7 tot 10 dagen zonder verdere problemen over. Soms ontstaan complicaties. Door mazelen kan je een ernstige hersenontsteking krijgen. In zeer zeldzame gevallen veroorzaakt mazelen een hersenontsteking die gemiddeld pas 7 jaar na de mazelen begint, en altijd fataal is. Het mazelenvirus heeft nog een ander nadelig effect: het virus verzwakt tijdelijk je immuunsysteem, waardoor je vatbaarder bent voor andere ernstige infectieziekten zoals een longontsteking. Door deze complicaties kunnen kinderen gehandicapt raken of zelfs doodgaan. De kans om te overlijden bij patiënten met mazelen is in Nederland kleiner dan 1 op de 10.000 gevallen.

Wie krijgt mazelen?

De meeste kinderen in Nederland zijn ingeënt tegen mazelen en kunnen dus geen mazelen meer krijgen. Als je al een keer mazelen hebt gehad kun je het ook niet meer krijgen. Vooral in gemeenschappen waar niet of minder wordt gevaccineerd, komen zo nu en dan mazelenuitbraken voor. Pasgeborenen van niet-immune moeders hebben een verhoogde kans op ernstige complicaties en sterfte. Baby’s van ongevaccineerde moeders zijn onbeschermd. Baby’s van gevaccineerde moeders hebben tot 3 tot 4 maanden beschermende antistoffen. Baby’s van moeders die mazelen hebben doorgemaakt tot circa 6 maanden. Is je baby jonger dan 14 maanden en reis je naar een land waar mazelen voorkomt?  Dan kun je het advies krijgen om de baby eerder tegen mazelen in te enten. 

Hoe vaak komt mazelen voor?

Vóór de invoering van mazelenvaccinatie in Nederland in 1976 maakte vrijwel iedereen op de kinderleeftijd mazelen door. Er waren dan ook ieder jaar honderdduizenden mazelenpatiënten in Nederland. Sinds de invoering van de vaccinatie komt de ziekte veel minder voor, doorgaans rond de 10 gevallen per jaar. Onder bevolkingsgroepen die zich niet laten vaccineren, breken echter van tijd tot tijd nog epidemieën uit.De laatste mazelenuitbraak in Nederland was in 2013/2014. Er werden toen ruim 180 mazelenpatiënten opgenomen in ziekenhuizen. Een 17-jarig meisje met mazelen overleed.
In Nederland verwachten we eens in de 10 à 15 jaar een grote epidemie. Omdat iemand die mazelen heeft gehad zijn verdere leven tegen de ziekte beschermd is, verwachten we op dit moment (nog) geen grote epidemie.

Wereldwijd daalde het voorkomen van mazelen in de periode 2000-2016. In 2017-2019 steeg het aantal gevallen van mazelen. In 2019 stierven nog steeds meer dan 200.000 kinderen aan de gevolgen van de ziekte.

Figuur 1. Meldingen van mazelen per jaar in Nederland van 1976-2020.

Mazelen tijdens coronapandemie

In 2020 werden maar 2 patiënten met mazelen gemeld. Dit komt mogelijk door de maatregelen om verspreiding van het coronavirus te beperken. 

Behandeling van mazelen

Er is geen behandeling voor mazelen. Als je mazelen hebt, moet het lichaam het virus zelf opruimen. De meeste patiënten worden na een week tot 10 dagen vanzelf beter. Word je erger ziek, krijg je bijvoorbeeld een longontsteking of een andere infectie dan kan de huisarts antibiotica voorschrijven, of moet je worden opgenomen in het ziekenhuis.
 

Inenting tegen mazelen

Het mazelenvaccin zit verwerkt in het BMR Bof, Mazelen en rodehond (Bof, Mazelen en rodehond)-vaccin dat ook beschermt tegen bof en rodehond. Het vaccin bestaat uit zwak gemaakte mazelenvirussen. Van deze verzwakte virussen krijg je geen mazelen, maar bouw je afweer tegen de ziekte op. Het vaccin wordt gegeven vanaf de leeftijd van 12 maanden omdat het dan pas goed werkt. Voor die tijd hebben kinderen nog antistoffen van hun moeder. Deze antistoffen verdwijnen langzaam en zijn op de leeftijd van 12 maanden helemaal verdwenen. Ongevaccineerde kinderen kunnen voordat ze gevaccineerd zijn mazelen oplopen. Omdat bijna alle kinderen in Nederland worden ingeënt kan het virus zich hier niet verspreiden. Daardoor is de kans op mazelen bij jonge kinderen die nog niet gevaccineerd zijn hier heel erg klein.

Twee prikken tegen mazelen

Het vaccin tegen mazelen zit samen met het vaccin tegen bof en rodehond in het BMR-vaccin. Via het Rijksvaccinatieprogramma krijg je twee BMR-inentingen, bij 14 maanden en als je 9 jaar bent. De eerste vaccinatie werkt bij 95% van de kinderen. Na 2 vaccinaties is meer dan 99% van de kinderen beschermd. De eerste BMR-vaccinatie wordt gegeven op het consultatiebureau, de tweede bij de GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) of het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).
Bij reizen naar landen waar mazelen nog veel voorkomt, wordt een extra vaccinatie op de leeftijd tussen 6 en 12 maanden geadviseerd. Ook kinderen van deze leeftijd in asielzoekerscentra krijgen deze extra vaccinatie aangeboden.

Bij ziekte overleg over de inenting

Als kinderen ziek zijn en er staat een inenting gepland, is het raadzaam te overleggen met de arts of vaccineren verstandig is. Voor kinderen met een licht verminderde weerstand kan een inenting geen kwaad. Kinderen met een slecht functionerende afweer door ziekte of medicatie mogen het BMR-vaccin niet krijgen. Zij kunnen daar wel ziek van worden omdat hun lichaam het virus van het vaccin minder goed kan opruimen. Deze kinderen zijn altijd onder behandeling van een kinderarts die daar verder over kan informeren.